April 1916.] Sa Majesté l'Amour. Men zegt en nu komen we tot des Pudels Kern dat het officierstraktement zoodanig moet zijn, dat iedere officier, ook gehuwd, behoorlijk volgens rang en stand kan leven. Ik ben 't hier niet mee eens. Waar en in welke betrekking, ook en vooral in het particuliere, verdient een jongmensch van twintig tot twee en twintig jaar zooveel, dat hij op dien leeftijd kan huwen, een jaar later vader zijn en dan nog behoorlijk volgens rang en stand kan leven? En waarom zouden wij in dit opzicht een uitzondering moeten maken? Dient dan alleen voor ons het huwelijk in die prille jaren zoodanig aange moedigd te worden? Een tweede luitenant op f 200 's maands (de nieuwe regeling), met vrije woning en vrije geneeskundige behandeling, verdient een zeer behoorlijk traktement of moet men op dien leeftijd reeds beginnen te sparen voor een wieg of de villain Velp? Behoeft dan het werkwoord „jong-zijn" heelemaal niet meer vervoegd te worden? Maar de jongelui willen getrouwd uitkomen. En dat is het begin van alle misère. Er wordt rustig „op de beer" getrouwd: de huwelijks-contributie kan immers in maandelijksche termijnen worden betaald en voor de vendu-rekening wordt 3 maanden crediet gegeven. In Indië komt immers alles terecht. Maar het dramatische is, dat juist dit niet terecht komt. En dan, de jongeling is huisvader geworden ieder herinnere zich eigen lune de miel en als 't feest een jaar heeft geduurd, komen de dokter en de ooievaar, jawie vraagt er nu in zulk een geval plaatsing „buiten"? En dan wordt er weer een jaar aan 't dienen op Java vastgeknoopt, en dan nog één en dan wordt het een sleur en is de jeugdige pit eruit enik heb laatst met heilige ver bazing in 't officiersboekje eens nagegaan, hoeveel jonge officieren drie en meer jaar op Java blijven vegeteeren zonder „naar buiten" te gaan. Is het dan werkelijk waar, dat het tegenwoordig nietmeer noodig is, dat de jonge, koloniale officier „buiten" het practische deel van het koloniale vak gaat leeren? Mitrailleurs, instructeur kaderschool, officier van wapening, instructeur depötbataljon noodzakelijker? 't Kan zijn er zijn er echter, die er anders over denken. Onze beste officieren hebben het feitelijke „vak," als ik me niet bedrieg, „buiten" geleerd. 436

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1915 | | pagina 60