De Schietopleiding.
April 1916.]
bij 3c en 4c, de a. s. winners.
Waar de aanslag wordt verondersteld ook lichamelijke storingen
tengevolge van vermoeienis in hare gevolgen te verminderen,
geloof ik dat dit hier zou blijken.
Bij 5e en 5e, de a.s. winners krijgen beter uitkomsten. Waar den men-
schen geleerd is hun geweer door den aanslag alleen reeds ongeveer in
de richting te brengen, kan het niet missen, of van hun vuur komt
meer terecht dan van dat der andere schutters, welke het alleen
van richten moeten hebben en wien het richten door de duisternis
onmogelijk gemaakt is. De bedoeling is dus, dat de schijven verlicht
worden, maar dat het bij de schutters zoo donker is, dat van de
richtmiddelen geen gebruik kan worden gemaakt.
De laatste twee oefeningen zouden niet slechts leerzaam zijn,
omdat een dergelijk geval in de werkelijkheid zeker niet ondenk
baar is, maar ook wijl hier zou blijken, of werkelijk wat verwacht
kan worden van den werktuigelijken aanslag, voor het geval het
richten onmogelijk is. Een oefening, waarbij door geestesstoornissen
het richten onmogelijk wordt gemaakt, is helaas niet te houden,
maar een goed resultaat bij 5e. en 6e. zou toch wel, ook in dit opzicht,
bemoedigend zijn.
K. DE JONGH.
444