Mei 1916.]
Uit de Practijk.
komen, maar met oneindig minder werk, waardoor tevens officieren
toch al schaarsch in deze veel bewogen tijden niet meer onnoodig
lang aan den dienst worden onttrokken, Zou het niet mogelijk zijn
om aan den korps.-commt. over te laten, zonder een bepaald examen,
eene opgave in te dienen van hen, die voor eene toelating tot de
kaderschool in aanmerking komen? Wanneer dan, ruim genomen,
aan de korps-commk wordt medegedeeld, hoeveel candidaten kunnen
worden voorgedragen, dan krijgt men groote besparing aan arbeid.
Dan zal eindelijk ook de rationeele toestand ontstaan, dat de com-
pagniescomm', als meest bevoegde, meer dan tot nu toe stem krijgt
bij de opleiding van ons kader en zulks kan niet anders dan in het
belang zijn van de zaak.
Het examineeren moet in ons Leger tot het hoogst noodige
beperkt blijven, omdat men den geregelden gang van den dienst
daardoor niet onbelangrijk verstoort, wat vooral bij een veldbataljon
een groot nadeel moet worden geacht.
Men zou als een bezwaar tegen de door mij voorgestane regeling
kunnen opwerpen, dat dan bij de verschillende korpsen te veel
naar persoonlijke inzichten wordt beoordeeld, daar nu de schrifte
lijke vragen door een wapenchef vastgesteld voor de geheele
Infanterie dezelfde zijn. Het wil mij echter voorkomen, dat de hui
dige regeling het zwaartepunt te sterk legt in de verstandelijke ontwik
keling, terwijl eigenlijk het karakter, de bevattelijkheid, de ambitie
den doorslag behooren te geven. Wanneer bij de compie en het
korps iemand is gesignaleerd als geschikt voor het bekleeden van
eenen rang of hoogeren rang, dan heeft men voldoenden waarborg,
dat de toegelatene op de kaderschool ook wel de noodige technische
bekwaamheid kan verwerven. Het is niet voldoende, dat de can-
didaat op de kaderschool blijken geeft op de hoogte te zijn van
reglementen en voorschriften de termijn is slechts 4 maanden
neen, het kader moet in zichzelf de roeping gevoelen die kennis te
onderhouden en te vermeerderen en daarin schiet ons tegenwoordig
kader ernstig te kort. Wie zich de moeite geeft het kader nu en dan
eens aan den tand te voelen b.v. bij bespreking van reglementen
enz., die zal zulks ten volle moeten beamen. Nu leggen de rekensom
metjes het meeste gewicht in de schaal, bij wijze van spreken, maar
de resultaten zijn er dan ook naar. Vooral waar de keus den
laatsten tijd zoo beperkt is, dient voor alles de innerlijke geschikt
heid op den voorgrond te treden en die laat zich gewoonlijk niet
op een examen ontdekken.
Hoewel hiermee niet rechtstreeks verband houden, zou men ook het
examen voor meester of prevót eenigszins moeten beperken, door
b.v. meer waarborgen te eischen voor practische bedrevenheid.
Geen examen-commissie is tegen zulk een bandjir van examinandi
opgewassen; men wordt meegesleept en verdrinkt in de massa.
Men zou b.v. als eisch voor toelating kunnen stellen, dat de
534