Hoe zal ons huidig Leger Java verdedigen? [Mei 1916.
Wat de sterkte-verhoudingen aangaat, moet worden uitgegaan
van de onderstelling, dat de aanvaller met eene overmacht komt.
Echter niet met eene zoo écrasante overmacht als de S.C. het deed
voorkomen, n.l. ÏOO.OCO man tegen 12C00. De krijgsgeschiedenis
leert, dat de overmachtige zich slechts in zooverre inspant, als hem
noodig lijkt om zijn doel te bereiken, daarbij veelal eerder aan de
zijde van het „te weinig" dan aan de andere zijde zondigt, omdat
onderschatting van de tegenpartij bij de overmachtige in de natuur
der dingen ligt. Waar het hier nu buitendien geldt den overvoer van
een landingsleger naar ver afgelegen streken, waarvoor op een
groot gedeelte van de handelsvloot beslag zal moeten worden ge
legd, zal de aanvaller niet meer zenden dan hem strikt noodig voor
komt, daar de te verwachten tegenstand toch de mate van inspan
ning bepaalt. Men mag niet zeggen, dat de aanvaller met 100.000
man komt (gesteld al, dat hem dit mogelijk ware), onverschillig of
ons leger 12 of 40 of 80 duizend man telt. De geschiedenis leert,
dat de marge, die genomen wordt, in den aanvang steeds betrekkelijk
gering is, zoodat eene kleine misrekening omtrent de sterkte van de
tegenpartij waaronder dan niet uitsluitend te verstaan de getalsterkte,
maar ook de innerlijke waarde dikwerf voldoende was om de
.balans te doen overslaan
Deze les van de historie mag niet worden voorbij gezien.
Onze eigen legersterkte wordt in het Rapport van de S.C. op
12.C00 man infanterie gesteld. Door verschillende maatregelen is
echter den laatsten tijd een niet onbelangrijk hooger getal te be
reiken.
Voor den aanvaller is de landing de gevaarlijkste periode; dat.
weet iedereen. Een verdediger zal daarom in beginsel moeten trach
ten den aanvaller, vóór de landing geheel volbracht is, op het lijf
te vallen en in zee te werpen. Dit is slechts mogelijk, wanneer
de verdediger daartoe tijdig de noodige troepen tegen de landings-
zöne kan bijeenbrengen.
Om deze mogelijkheid voor elk geval te kunnen beoordeelen, zou
men twee factoren, n.l. de opstelling, waarin de strijdmacht van den
481