Mei 1915.1 Nagekomen Stukken. ben het met A. eens, dat de Javaan van nature minder krijgshaftig is dan sommige andere landaarden. Het vereischt dan ook meer zorg, moeite en takt om van Javanen goede veldsoldaten te maken. En wie zich daar geen moeite voor wenscht te geven, wie begint met a priori aan te nemen, dat de Javaansche fuselier minderwaardig is, en geen gelegenheid verzuimt hem dit, liefst door het veelvuldig bezigen van scheldwoorden, aan zijn verstand te brengen die zal met zijn Javanen niets presteeren. Het gros der Javanen heeft wel degelijk eergevoel, maar zoodra de Javaan merkt, dat hij niet vertrouwd wordt, en dat zijn officieren niets \oor hem gevoelen, dan doet hij juist zooveel als noodig is om geen straf op te Ioopen, en meer niet Dan wordt hij een „stiekemerd", wat hij heelemaal niet is tegen over officieren en onderofficieren, die zijn vertrouwen weten te winnen en belangstelling toonen in zijn kleine nooden. Mijn oor deel is, dat men van jonge soldaten, van welken landaard ook op enkele uitzonderingen na, alles kan maken, wat men wil. Aan gaande de eventueele houding van den Javaan tegenover een B. V. zal ik mij niet wagen aan een voorspelling. Wij, officieren, weten immers zelf absoluut niet, hoe wij ons zouden houden tegenover een Europeeschen granaat- en kogelregen. Het komt mij niet noodig voor, om voorbeelden aan te halen. Het generaliseeren aan de hand van enkele sprekende feiten levert geen bewijzen op. ik zal mij dus daarvan onthouden. Wel wil ik van deze gelegenheid gebruik maken om een paar middelen aan de hand te doen, waardoor de waarde van het javaansche element in ons leger m. i. zou stijgen. Want Asymptoot c s. worden in hun meening omtrent de min- derwaardigheid van den Javaan als soldaat wellicht gesterkt, door dat het legerbestuur den Javaan minder soldij geeft dan de andere landaarden. Hierin schuilt m.i. een groote fout. In elk geval zou het zeer wenschelijk zijn, na één of twee jaren dienst onder de Javanen een selectie te houden. Dan zou men hun, die zich met andere landaarden gelijkwaardig toonen, ook dezelfde inkomsten moeten toekennen en liefst een distinctief geven, dat dit aanduidt- daarentegen hun, die onbruikbaar bleken, onverbiddelijk réëngaee- ment weigeren. 8 8 Bovendien acht ik den diensttijd van 25 jaar voor pensioen voor den Inlander te lang. Hij is over 't algemeen gauwer „op", en dan krijgt men de tandeloozen en grijsaards, waar A. over spreekt en die geen waarde meer voor het leger hebben. Een strengere keuring na het ^e of 3e dienstverband, en niet alleen het inwinnen van medisch advies, maar ook van inlichtingen bij den betrokken comP'es com mandant omtrent de physieke waarde van den man, kan het blijven doordienen van physiek minderwaardigen afdoende voorkomen. verlfoogen3n Z°U ^e^a'^e van ^en Javaar|schen fuselier zeer 536

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1915 | | pagina 100