De brandmerken nan bet
Australisch paard.
Wil een Australisch fokker eigendomsrechten laten gelden op zijn
bezit, dan is hij verplicht zijne paarden, koeien en schapen te
brandmerken.
Deze noodzakelijkheid, een gevolg van de fokkerij in het groot,
het op ta! van plaatsen niet aanwezig zijn van afsluitingen, maakt
dat van elk in Australië aangekocht paard terug te vinden zijn:
de naam van den fokker en de plaats, waar het gefokt is. Een en
ander is op de volgende wijze geregeld:
De fokker of eigenaar van paarden vraagt aan den registrar of
brands een brand aan. In de Staten N. S. Wales en Victoria is hij,
naar ik meen, gerechtigd dezen brand zelf te kiezen, doch in de
jongere Staten, zooals Queensland, Zuid- en West Australië, wordt
hem een brand verstrekt. Men onderscheidt fokbrands en handels-
brands. Fokbrands worden meestal gebrand op den linkerschouder,
handelsbrands daarentegen links achter den schoft, op de linkerdij
en soms op de linkerflank.
Hieronder volgen de bijzonderheden van eiken Staat afzonderlijk:
a. New-South- Wales.
New-South-Wales is de oudste Staat, waar reeds sedert langen
tijd gebrandmerkt werd. Toen een en ander geregistreerd werd,
heeft men de oude brandmerken behouden met het gevolg, dat deze
bestaan uit talrijke letters en teekens of combinaties van letters
en teekens, welke een overzicht zeer bemoeilijken.
Weliswaar zijn de brands alle terug te vinden in het register,
doch men kan van de in dezen staat gefokte paarden niet op het
eerste gezicht zeggen, dit is een N. S. W. paard, verwarring met
in Victoria gefokte paarden is niet onmogelijk.
Waar echter onze legerpaarden bijna zonder uitzondering niet in
Victoria gefokt worden, kan men met vrij groote zekerheid zeggen
bij de beoordeeling: „het is geen paard afkomstig uit Queensland,
Zuid of West Australië, dus is het gefokt in New-South-Wales.
Als voorbeelden van brands in dezen staat zijn te noemen de
450