Ilog eens scheiding tusschen inten dance en militaire administratie. Van de vele opmerkingen, waartoe het artikel over bovenvermeld onderwerp van de hand van den majoor der Intendance L. H. Spook in de jongste Maart aflevering van dit tijdschrift aanleiding geeft, mogen er hier enkele van strikt zakelijken aard een plaats vinden. Ik wensch niet in te gaan op de vraag of een administratie offi cier—en dan nog wel een van zoo geringe ervaring als de mijne— in het algemeen bevoegd is over intendance zaken mee te spreken de waarde der aangevoerde argumenten moge hierin beslissen. En thans ter zake. Waar de door mij neergeschreven conclusie, dat vergelijkender wijze de oude toestand boven den tegenwoordigen is te verkiezen, door S. zoo scherp op den voorgrond is gesteld, vooreerst de op merking dat de eerste n. m. m. toch ook besliste veroordeeling ver dient. Bij de eigenaardige inrichting van het dienstvak der militaire administratie van voorheen had men den ongewenschten toestand, dat dit was onderverdeeld in twee korpsen, waarvan de kapiteins van het eene deel steeds boven die van het andere deel stonden, ongeacht de anciënniteit. Tot dezen toestand zou S. nu willen te- rugkeeren; ze alleen nog scherper willen accentueeren. Nog meer dan vroeger reeds met de gewestelijke intendanten het geval was, zou hij dezen alsdan van bemoeienis met de administratie willen ontlasten, maar hen desondanks toch korpscommandant over het personeel der militaire administratie willen doen zijn. Een dergelijk stelsel veroordeelt zich zelf. En dan zou tegelijkertijd de manda teering moeten worden teruggebracht tot hoofdzakelijk die van gel den te goeder rekening, waardoor dus de kwartiermeesters met nog meerdere betalingen zouden worden belast, dan ze thans reeds voor hun rekening hebben. Dit denkbeeld is zoo ongezond mogelijk. Men late toch de korpskwartiermeesters niet dan in de allernood zakelijkste gevallen betalingen doen anders dan voor hun korps; van alle andere betalingen behooren zij juist te worden ontlast, om hen als 't ware ondeelbaar aan hun korps te verbinden, waardoor voor- 456

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1915 | | pagina 18