Mei 1915 De Militair-politieke toestand van China in 1914.
schijnlijk en men kan gerust aannemen, dat Yüan Shih-k'ai levens
lang president blijft, tenzij hij zelf verkiest af te treden.
Inmiddels had de president zich reeds den 23sten December aan
het volk als souverein doen kennen, door op het z g. hemels-altaar
te Peking het jaarlijksche offer te brengen om den zegen des Hemels
over land en volk af te smeeken, eene plechtigheid, welke vroeger
alleen door den Keizer verricht en na het uitbreken van de om
wenteling steeds nagelaten was.
Ook in het jaar 1914 bleven onlusten niet uit, doch zij droegen
niet hetzelfde politieke karakter als die van 1913. Het was de Witte
Wolf, die het met zijne talrijke en goedgewapende benden de re
geering zeer lastig maakte. Aanvankelijk niet meer dan een gewoon
rooverhoofdman, had hij langzamerhand alle roovers en andere
ongunstige elementen, w.o. tallooze afgedankte soldaten, in Honan
om zich verzameld, waarmede hij de schrik van geheel Honan en de
aangrenzende provinciën werd en zelfs Szechuan bedreigde. Geld,
wapens en munitie ontving hij langs de Yang tse van in het
buitenland gevestigde Chineezen, die op deze wijze eene hun
antipathieke regeering bestreden. Met veel moeite slaagden de
regeeringstroepen er in zijne benden naar het westen te drijven,
waardoor de aanvoer van krijgsbehoeften gaandeweg moeilijker en
ten [slotte onmogelijk werd. Eindelijk weiden orde en rust ten
naasten bij hersteld; de Witte Wolf zelf zou in een gevecht
gedood zijn, maar vooral de provincie Honan heeft vreeselijk ge
leden. Dikwerf waren [de soldaten nauwelijks minder te vreezen
dan de roovers.
Ook in Zuid-China veroorzaakten land- en rivierroovers den handel
veel schade en last. In de provincie Kuangtung traden de roover-
benden uitermate driest en in grooten stijl op: in November viel
eene bende van ongeveer 2000 man de kazernes van het garnizoen
van Kanton aan, doch werd met groote verliezen afgeslagen. In
Kanton zelf toonden de revolutionnairen hunne aanwezigheid door
eenige bomaanslagen. Maar over het algemeen wisten de auto
riteiten hunne maatregelen zoodanig te nemen, dat het hier en daar
slechts tot plaatselijke opstootjes*kwam.
Al liet dus ook in 1914 de binnenlandsche toestand in China nog
veel te wenschen over, het is zeker, dat het meerendeel der be
volking van niets zoo afkeerig is als van onlusten, onverschillig,
4o0