De Militair-politieke toestand van China in 1914. [Mei 1915.
onder welke leuze begonnen. Evenmin als in 1913 konden de
revolutionnaire elementen op haar steun reken en en dat haar
vertrouwen in het hoofd van den staat toeneemt, blijkt o.a. uit het
slagen van de binnenlandsche leening.
Toen in het begin van Augustus in Europa de groote oorlog uitbrak,
kon China natuurlijk geen beroep meer op de Europeesche geldmarkt
doen en eenige Japansche bladen zagen niet zonder leedvermaak
het oogenblik naderen, waarop Yüan Shih-k'ai wegens geldgebrek
zich niet meer zou kunnen handhaven. Des te grooter was hunne
verrassing bij het slagen van de binnenlandsche leening, welke de
Chineesche regeering in Augustus uitschreef om het noodige geld
te verkrijgen. Wel zal bij de inschrijvingen hier en daar eenige
zachte drang uitgeoefend zijn, doch over het geheel was de operatie
een succes en een bewijs, dat de welgestelden meer vertrouwen in
de regeering te Peking gaan stellen.
De reeds uitgegeven spoorwegconcessies werden vermeerderd
met een tweetal, belangrijk zoowel uit een strategisch als uit een
economisch oogpunt, n. I. voor eene lijn Shasi (aan de Yang tse,
bovenstrooms van Hankou) over Changsha naar Singyifu (in het
zuidwesten van de provincie Kueichou), waar zij aan de geconces-
sionneerde lijn Kutsingfu-Nanning aansluit, en voor eene lijn van
Nanking over Wuhu en Nanchang naar Pinghsiang, dat reeds
verbonden is met de in aanbouw zijnde lijn Wuchang-Kanton, beide
aan eene Britsche combinatie.
In zijne buitenlandsche betrekkingen ondervond China ruimschoots
de gevolgen van zijne militaire onmacht. Zoolang nog overal vrede
heerschte, ging alles goed en wist de Chineesche regeering met alle
mogendheden op goeden voet te blijven. In Augustus brak de groote
oorlog uit, waarin China onzijdig verklaarde te zullen blijven, hetgeen
echter door den weldra tusschen Japan en Duitschland intredenden
oorlogstoestand niet zoo eenvoudig bleek. Afgezien nog van de
vraag, of het pachtgebied, waartegen Japan's aanval gericht werd,
als zuiver Duitsch grondgebied beschouwd kon worden, was het
duidelijk, dat de Japansche troepen zich niet zouden wagen aan eene
landing binnen de grenzen van dat pachtgebied, zelfs niet binnen
de grenzen der z. g. onzijdige strook, welke ter breedte van 50 K.M.
461