De Militair-politieke toestand van China in 1914. [Mei 1915.
genheden te bespeuren, doch het is niet onwaarschijnlijk, dat het drieste
en hooghartige optreden van Japan en Rusland ten slotte een ongun-
stigen invloed op den binnenlandschen toestand heeft. Immers, de re-
volutionnaire elementen en andere tegenstanders der regeering zullen
niet nalaten overal er op te wijzen, dat Yüan Shih-k'ai het grondgebied
der republiek niet voor aanranding door het buitenland heeft kunnen
bewaren en dit kan eene leus voor een nieuwen opstand worden.
Uit den aard der zaak zullen èn Japan èn Rusland zulks gaarne zien,
wellicht aanmoedigen, daar een zwak en verdeeld China hun het
aangenaamste is. Maar aan den anderen kant is het mogelijk, dat
de vernederingen, welke China zich getroosten moet, gunstig werken
op het nationaliteitsgevoel van de ontwikkelde Chineezen, die ten
slotte zullen inzien, dat het eenige middel, om niet steeds „het
gezicht te verliezen", is onderlinge aansluiting en eene krachtige
weermacht, in staat om het buitenland het noodige gezag in te
boezemen. Van belang ook in dit opzicht is de vergadering van
den Tsan cheng yüan op 2 October, waarin het optreden van Japan
besproken werd. De beraadslaging verliep, in tegenstelling met de
vergaderingen van vroegere parlementen, zakelijk en waardig, waar
door van te meer beteekenis wordt, dat verscheidene leden te ken
nen gaven, dat eene krachtige poging tot gewapend verzet tegen
het aanmatigende Japan in elk geval de voorkeur verdiende boven
een roemloos toegeven aan diens eischen, welke China's langzamen
ondergang ten doel hadden.
Voorts verdient vermelding, dat de Chinputang (d.i. de partij van
den vooruitgang), onder leiding van den oud-minister Liang Ch'i-
ch'ao, een man van groot aanzien, die onder de Keizerlijke regee
ring jaren lang als balling in Japan vertoefde, propaganda voor
algemeenen weerplicht maakt, terwijl eene andere partij, de Kung-
mintang (niet te verwarren met de veel genoemde Kuomintang)
in dezelfde richting werkzaam is en over het onderwerp eene
prijsvraag uilgeschreven heeft. Ook de minister van oorlog is een
voorstander van algemeenen weerplicht en schijnt reeds vaste
plannen daaromtrent te hebben.
Evenwel zal nog heel wat water door de Yang tse stroomen,
voordat het eenige middel, dat tot een krachtig verzet tegen bui-
tenlandsche aanmatiging in staat stelt, n.l. de land- en zeemacht,
daartoe volkomen geschikt is.
465