De Militair-Politieke toestand van China in 1914. [Mei 1915. De Commandant van elke militaire afdeeling zal den titel Chiang chün ontvangen, denzelfden titel, dien de z.g. baniergeneraals onder het Keizerrijk droegen. Deze titel schijnt voorloopig het eenige te zijn, wat van de nieuwe plannen tot uitvoering komt: in Juni bepaalde een besluit van den President, dat de z.g. tutu's—militaire gouverneurs der provinciën—afgeschaft en door chiang chün's - militaire inspecteurs—vervangen worden. Deze chiang chün's zijn rechtstreeks ondergeschikt aan den minister van oorlog. Generaal Tuan Chi-jui, die in verband daarmede den titel chien wei chang chiang chün, d.i. inspecteur-generaal, voert. Generaal Chang Hsün, na het bekende incident te Nanking met de Japanners, benoemd tot inspecteur van de krijgsmacht aan de Yarg tse, heet als zoodanig ting wu shang chiang chün. Mantsjoerije kreeg een opperinspecteur (chen an chiang chün), aan wien ondergeschikt zijn de tutu's, voortaan chiang chün's van Kirin en Heilungkiang. Ook eenige andere tutu's werden tot chiang chün in hunne provincie benoemd. De chiang chün's vormen te zamen de „chiang chün fu", een lichaam, dat te Peking zetelt en den President-Opperbevelhebber van raad dient omtrent zaken het militaire gezag in de provinciën betreffende. Hierdoor hoopt men eenheid en bestendigheid in de maatregelen der chiang chün's in hunne provinciën te verzekeren. In vervolg op het voorgaande werd de scheiding van civiel en militair gezag voorbereid. Ten gevolge van de toestanden geduren de de omwenteling waren de tutu's, thans chiang chün's, de eigenlijke machthebbers in de provinciën geworden, aan wie de civiele gou verneurs (hsün an shih) ondergeschikt waren. Op het einde van het verslagjaar is nu voorgesteld den civielen gouverneurs denzelfden rang te geven als de chiang chün's hebben, zoodat zij in de toekomst naast elkander, ieder op zijn eigen terrein, werkzaam zullen zijn. Tegelijk is 1) De troepen der Acht Banieren zijn de nakomelingen der Mantsjoe- soldaten, waarmede in den loop der 17de eeuw de Ta Ching dynastie den troon veroverde, en van de Chineesche krijgslieden, die zich toen bij de Mantsjoe's aangesloten hebben. Zij vormen eene afzonderlijke krijgsliedenkaste onder de bevelen van de z.g. banier-en tatarengeneraals en worden op rijkskosten onderhouden. 467

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1915 | | pagina 29