De Militair-politieke toestand van China in 1914. [Mei 1915. Na de omwenteling van October 1911 was de republikeinsche regeering voortgegaan met het gratis verstrekken van geld en rijst aan de Mantsjoeformaties maar zij was weldra op middelen bedacht om de schatkist van de groote improductieve uitgaven te onlasten. Reeds sedert eenigen tijd had zij het plan de uitgestrekte onbebouwde gronden in Mantsjoerije onder de Mantsjoe's te ver- deelen tegen intrekking van de verstrekkingen van geld en rijst om niet. Dit plan heeft in December vasteren vorm aangenomen door eene opmeting van de onbebouwde gronden in Mantsjoerije. Het ministerie van landbouw beweert, dat er ruimte genoeg is voor 60 tot 80 millioen landbouwers. In het volgende jaar zal nu moeten blijken, of het de regeering gelukken zal de „Keizerlijke rijsteters" in vlijtige kolonisten in hun stamland te veranderen. Onder het Keizerrijk was indertijd iets dergelijks beproefd, doch tevergeefs. Den 6den November verscheen een besluit van den President, dat een in het leger veelvuldig voorkomend kwaad besprak, n.l. het opgeven van veel meer manschappen en troependeelen, dan werkelijk aanwezig zijn, om het te veel ontvangen geld ten eigen bate aan te wenden. Zware straffen worden hierop gesteld. De minister van oorlog schijnt zich een algemeenen weerplicht in China als volgt gedacht te hebben. Elk voor den krijgsdienst geschikte Chinees wordt van zijn 18de tot zijn 40ste jaar weerplich- tig, dient 2 jaren onder de wapens (hsie yi), vervolgens 5 jaar in de reserve (chang pei), daarna 8 jaar in de landweer (hou pei), om ten slotte tot het einde van den weerplichtigen leeftijd tot den landstorm te behooren. In hoeverre het aantal dienstplichtigen door eene loting beperkt zal worden, wordt niet gemeld. In elk geval is dit plan nog maar verre toekomstmuziek en dus voorloopig van geen practisch belang. Over het gehalte en den geest van de troepen valt niets nieuws te berichten: er is nog niet den minsten vooruitgang te bespeuren, zelfs onder de goed en geregeld betaalde Peiyang-troepen waren ongeregeldheden en muiterijen niet zeldzaam. 1) Zie noot aan den voet van bladzijde 467. 469 2. 5et gehalte en de geest Dan de troepen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1915 | | pagina 31