Mei 1915.] De Militair-politieke toestand van China in 1914. Dat de benden van den Witten Wolf gedurende eenige maanden haar werk van roof en moord op zulk eene uitgebreide schaal kon den voortzetten, niettegenstaande talrijke en goed gewapende troepen op haar afgezonden waren, was niet alleen het gevolg van den naijver der bevelhebbers en van gebrek aan geoefendheid der troepen, maar ook van onwil bij officieren en manschappen om door krachtig doortasten aan den veldtocht een einde te maken. Het oorlogvoeren was immers veel te voordeelig om het zoo spoedig te eindigen. Officieren en manschappen ontvingen gedurende hun verblijf te velde ruime toelagen; bijna voortdurend was er gelegen heid om de inwoners voor de hun verleende „bescherming" te doen betalen en het clandestien verkoopen van de overvloedige munitie aan de roovers verschafte eene ruime bijverdienste. Zocht eene bende een ander gebied op om te rooven, hetgeen uit den aard der zaak meermalen geschiedde, dan werd aan de regeering te Peking bericht, dat eene groote overwinning behaald was, dat een groot aantal roovers gedood was en de overigen hun heil in eene over haaste vlucht gezocht hadden, enz., enz., waarop weldra een milde regen van ridderorden, bevorderingen en geldelijke belooningen op de wakkere herstellers van orde en rust nederdaalde. Evenals gedurende de onlusten van 1913 werden de manschappen op die wijze verwend en veeleischend gemaakt en het is te begrijpen, dat korpsen, niet ver van het operatiegebied van den Witten Wolf gelegerd, doch niet op expeditie, met afgunst het materiëele succes hunner kameraden vernamen en ook wel eens een buitenkansje wilden hebben. Den 25sten Juni brak onder de manschappen der 1ste divisie te Kalgan een oproer uit. Een groot gedeelte der stad werd behandeld, zooals de Witte Wolf het niet erger had kunnen doende huizen werden geplunderd en hier en daar uit baldadigheid in brand ge stoken, de eigenaars mishandeld en soms gedood, vrouwen en meisjes verkracht, enz. Met behulp van de rustig gebleven korpsen slaagde de politie er in aan het oproer een einde te maken, maar ongeveer 700 man ontkwamen met een rijken buit in de richting van Mongolië. Een zeker aantal, naar men zegt, een paar honderd, gaf zich over op belofte van lijfsbehoud en vervoer naar eigen haardsteden. De regeering, wie de zaak zeer onaangenaam was, omdat Kalgan bijna onder den rook van Peking ligt, beweerde, dat 470

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1915 | | pagina 32