De Militair-Politieke toestand van China in 1914. [Mei 1915.
agenten van den Witten Wolf het oproer aangestookt hadden en
hield een streng strafgerecht: de divisiecommandant werd afgezet,
nadat men op slinksche wijze zijne lijfwacht ontwapend en ontbon
den had en de muiters, die zich op belofte van lijfsbehoud overge
geven hadden, vonden een trein voor hen gereed staan, waarin een
paar open goederenwagens, waar zij plaats konden nemen. Op
eenigen afstand buiten Kalgan hield de trein stil, beide wagens
werden afgehaakt, de trein zelf ging verder en met mitrailleur- en
geweervuur van in het struikgewas verdekt opgestelde afdeelingen
werden allen afgemaakt. Op die wijze werd het beleedigde rechts
gevoel bevredigd.
Een paar maanden te voren, in den nacht van 20 op 21 April,
brak te Tsitsikar een oproer uit. Hier was de oorzaak hetreorga-
niseeren van Hsün fang tui-afdeelingen tot Lu chün-troepen, waar
door velen hunne persoonlijke belangen bedreigd zagen. Groote
schade werd niet aangericht en de Chineesche pers noemde de
geheele zaak vrij onbeduidend: er waren immers geen dooden gevallen.
Ondertusschen kregen de muiters, die zich met hunne eischen
rechtstreeks aan de regeering gewend hadden, hun zin: de veran
dering van de Hsün fang tui in Lu chün-troepen werd voorloopig
uitgesteld, en daarmede was, althans voorloopig, alles weder rustig.
Ook elders gaven de troepen doorslaande blijken van tuchteloos
heid. In het bergland van Kiangsi, waar afdeelingen Peiyang-
troepen tegen roovers moeten waken, komen deserties met medene
ming van wapens en munitie en vermoording van officieren
veelvuldig voor.
Bij de groote uitgestrektheid van China is het onmogelijk van
dergelijke voorvallen bij de meer verwijderde troepenafdeelingen
bericht te ontvangen, echter moge het bovenstaande voldoende zijn
om te illustreeren, dat het moreele gehalte van de troepen nog
alles te wenschen overlaat. De afkeer, die de Chineezen van
oudsher van militairen gehad hebben, vermindert door gebeurtenissen
als de boven verhaalde in geenen óeele en zoo komt er geen
verbetering in het gehalte van de menschen, die in het leger dienst
nemen. Ook moet de regeering de troepen eenigszins ontzien, omdat de
revolutionnaire elementen nog niet voor goed onderdrukt zijn.
Om de vereering van militaire deugden onder het volk te vermeer
deren, zullen voortaan niet alleen aan Confucius, doch ook aan een
471