Mei 1915.] De Militair-Politieke toestand van China in 1914.
paar veldheeren uit vroegere tijden offers gebracht worden. Deze
veldheeren zijn Kuan Yü uit de periode tusschen 220 tot 265 na
Christus en Yo Fei, die in de 12de eeuw geleefd heeft. Beiden
hebben zich door vaderlandsliefde en opofferingszin destijds zeer
verdienstelijk gemaakt.
3. Opleiding en Onderin ij 5.
Van eenige beteekenis voor de opleiding van de troepen kan de
oprichting van de z. g. mo fan chün zijn, eene afdeeling, welke als
model voor het geheele leger dienen moet. Volgens verschillende
courantenberichten telde dit korps, waarvan de vorming tegen het
einde van October begonnen werd, op het einde van het verslagjaar
ongeveer 1000 man infanterie, allen uitgezochte soldaten van de
Peiyang-troepen en waaronder begrepen ongeveer 300 leerlingen
van de militaire school te Paotingfu. De bedoeling schijnt alleen
te zijn het vormen van alleszins goed onderlegde instructeurs voor
de divisiën. Als onderscheidingsteeken dient eene lis, breed 3 m.M.,
geborduurd van gouddraad ter weerszijden van den kraag. De oefe
ningen hebben meermalen plaats onder persoonlijk toezicht van den
President-Opperbevelhebber en ook de Chineesche pers toont groote
belangstelling in de mo fan chün. Het is derhalve niet onmogelijk,
dat deze nieuwigheid mettertijd een gunstigen invloed op de opleiding
van de Chineesche weermacht heeft.
In April vertoefde eene militaire commissie, met Generaal Sun Wu
aan het hoofd, eenigen tijd in Duitschland, om verschillende militaire
inrichtingen te bezoeken.
De Japansche Keizermanoeuvres werden door eenige Chineesche
officieren bijgewoond.
Te Peking werden twee vereenigingen tot beoefening van de militaire
wetenschap opgericht. Een dezer vereenigingen, welke onder voor
zitterschap van den vice-president, Generaal Li Yuan-hung, staat,
houdt zich hoofdzakelijk bezig met de studie van de oorlogvoering
in het algemeen; zij telt 70 leden. De andere, welke zich meer in
het bijzonder met tactiek, generale-stafdienst en legervorming bezig
houdt, telt ongeveer 115 leden, allen hoofdofficieren. Daar de eene
vereeniging onder leiding van den Franschen en de andere onder
leiding van den Duitschen militairen adviseur staat, ligt het vermoeden
472