Mei 1915.] Uit de Practijk. Overigens hebben de hiervoren genoemde geneeskundige voorschriften het niet in cijfers uit te drukken voordeel van nog niet te zijn „gewijzigd." XXXII. Voor wat betreft de critiek, door Asymptoot in het Ja- nuari-nummer geleverd op het mindere hospitaalpersoneel in het algemeen, zoo ben ik het met den heer Meyers eens, dat daarbij veel te veel werd gegeneraliseerd en dat de ziekenoppassers of -verplegers, die te velde gestuurd worden, inderdaad voor hun taak geschikt zijn. In 1902 heb ik op den post Moeara-Tebo (Djambi) een korporaalziekenverpleger gekend, die geruimen tijd een hospitaaltje met een dertigtal min of meer ernstig gewonden geheel alleen moest behandelen. En zulks deed met een ijver, een vakkennis en een toewijding, die ons aller be wondering afdwong en die hem de groote tevredenheid (en nog meer!) bezorgde van de later ter plaatse komende doktoren. Ook onder de Amboineesche en Inlandsche ziekenoppas sers ontmoet men zeer weinig onbruikbare elementen. Als men die menschen zooveel mogelijk zelfstandig laat werken, maar tóch controleert, en vooral als men hun medisch gezag tegenover de patrouille hoog houdt, dan brengt hun gestreeld gevoel van eigenwaarde reeds mede, dat zij ai hun best doen om het werk zoo goed mogelijk te verrichten. Dat er echter over het algemeen niet heel gunstig over de „boeboerlappen" wordt gesproken, vindt zijn oorzaak in het feit (ik weet niet of zulks thans nóg het geval is) dat de Indische hospitaalsoldaten met het daarbij behoorend kader dikwerf gerecruteerd werden uit voor den actieven dienst ongeschikt verklaarden. Hetzij uit manschappen, die onbeteekenende gebreken zóódanig wisten te exploiteeren, dat ze alleen geschikt kregen voor hospitaaldienst, hetzij uit manschappen, die eens flinke soldaten waren, doch versleten geraakten. Wat niet wegneemt dat als je ziek bent of gewond raakt, je dat ongunstige oordeel zorgvuldig opbergt en maar wat blij bent, als je zoo'n kerel bij je hebt Op buitenposten of in de rimboe wordt er onder de minderen heel dikwijls kwaad bloed gezet, omdat sommige jongere officieren van gezondheid zich bij de verdeeling van de zgn. „roode-kruis-artikelen" wel eens laten verleiden hun personeel méér toe te stoppen, dan hun evenredig aandeel zou bedragen. Men kan die opmerking dikwijls buiten hooren. Aangezien de dienst van ziekenoppasser bij eene patrouille nog niet afgeloopen is bij aankomst in het bivak, en hij uit den aard der zaak minder getraind is dan een infanterist, 490

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1915 | | pagina 52