Mei 1915.] Uit de Practijk. De Christen-soldatenkinderen (dat zijn dus praktisch ge sproken de Amboineezen en Menadoneezen) hebben nog een apartje. Natuurlijk! Sla maar óp, diezelfde algemeeneorder; let op de bijwerkingen en bijplaksels van 1911 en van 1914 en verheugt U over de oprichting van speciale open bare lagere scholen voor kinderen van mindere inlandsche militairen of gewezen militairen, afkomstig uit Menado, Amboina, Ternate, Timor enden christelijken godsdienst belijdende! En zulks in de garnizoenen Magelang, Koeta-Radja, Tjimahi, Djokjakarta en Makasar. Vergelijk de billijke tarieven voor deze scholen met die voor de openbare lagere scholen in de andere garnizoenen, waarop inlandsche soldatenkinderen heel dikwijls géén plaats vindenen vraagt U dan eens af: Is dat billijk te genover onze Javaansche militairen. Is dat verstandig? En nu de soldaten zélf. De Javaansche soldaat komt— in tegenstelling met den Amboinees—voort uit de minst goede elementen der bevolking; is als regel analphabeet; heeft geen gevoel van eigenwaarde dank zij zijne vorige opvoeding, die hemelsbreed verschilt van die van den Amboinees of Menadonees, wiens familieleven de duidelijke kenmerken draagt van veel langer Europeesche invloeden en onderwijs te hebben ondergaan. Zouden we dus recruten van beide landaarden vergelijken met een klas schoolkinderen, dan zijn de Javanen (een aantal uitzonderin gen, dat in de laatste jaren steeds grooter wordt, niet te na gesproken) te rekenen als achterlijken. Beide landaarden zijn bij het in dienst treden qua soldaat nog geen cent waard. De een is pienterder, heeft meer eergevoel en is flinker. De ander is (om in de schooltermen te blijven) een stumperdje. Beiden presteeren evenwel op militair gebied: nul komma niets. Enbeiden hebben ambitie, véél ambitie. Ik mag zulks hier als vaststaand feit beweren, op grond van langdurige ervaring bij een depot, waar ik beide landaarden in opleiding zag. En ik beroep mij hierbij op het oordeel van alle officieren, die eenigen tijd met recrutenopleiding van Javanen te maken hebben gehad. Toch geeft het gouvernement aan het eene kind méér zak geld dan aan het andere; behandelt het het ééne kind royaler dan het andere; stelt het het achterlijke kind ten achter bij het onder gelukkiger gesternte geboren pientere kind. Een reuzenfout op paedagogisch gebied. Ik zal me maar niet begeven op het gebied der politiek en hier gaan uit zoeken, wie indertijd betaald heeft de groote sommen geld, besteed aan het intense onderwijs in de Minahassa en in de Molukken. Wie betaald heeft al die onderwijzers, goe- 492

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1915 | | pagina 54