Uit de Practijk.
[Mei 1915.
met de overtuiging worden afgegeven, dat de betrokkene eigenlijk
zonder examen den onderluitenantsrang waardig is (kennis van
taktiek veldversterkingskunst e.d. buiten beschouwing gelaten).
Wordt' aldus gehandeld, dan is het mogelijk een adspirant in o
maanden voor het examen klaar te maken.
Wat de voorbereiding voor het examen betreft het volgende.
In den regel worden in de verschillende garnizoenen en bi] de
korosen luitenants belast met de, laten we het noemen, „opleiding.
(Aanbeveling verdient het te informeeren of er luitenants genegen
ziin zich met de opleiding te belasten, waardoor ook bij hen meer
ambitie zou worden verkregen). Voor den aanvang van den cursus
krijgt zoo'n luitenant een opgave der adspiranten. Reeds nu wordt
er door vele meerderen, ja zelfs door de betrokken c.ctn. gecntiseerd
en men is het erover eens, dat sergt. majoor X. of sergeant Y. toch
absoluut niet deugt voor onderluitenant. Doch never mind. de
man heeft zich opgegeven en volgt de lessen, studeert flink, doet
werkelijk zijn best? maar zakt. (De 3e of 4e keer slipt hij
erdoor) Waarom nu in de eerste plaats die man toegelaten tot de
opleiding? Wordt hierdoor bij dien ongeschikten onderofficier met
de gedachte gewekt: „ik word geschikt geoordeeld"?
Waarom in de 2e plaats hem toegelaten tot het examen Nu weet
hij zeker: „in alle opzichten practisch geschikt te zijn. Iemand die
practisch nog ongeschikt was, is toch niet in 6 maanden in alle op-
Ken geschikt te maken? Vooral niet bij de meestal gebrekkige
"VVele ^officieren doen, wat zij kunnen om de hun toevertrouwde
adspiranten voor het examen voor te bereiden, doch hoe vaak
gebeurt het niet, dat deze laatsten bij de U comp- zijn voorprac-
tische opleiding en de luitenant, lesgevende in taktiek, veldverster
kingskunst enz. bij de 3e. comp^ is ingedeeld. Wat die luitenant
ze den vorigen avond leert, wordt hun den volgenden dag practisch
anders uitgelegd of niet behandeld.
In verband met het laatste nog de volgende opmerking. Wat
blijkt bij de meeste examens voor onderluitenant? Deadspiranten
dreunen heele bladzijden taktiek op, zijn ontzettend „bij in artillerie
veldversterkingskunst, doch de eenvoudigste practische opdrachte
zelfs die voo, den tegenwoordige
,:'n ten'^jnYrluUerfn??. een onderofficier, die erg veel tactiek en
artillerie moet kennen", is de heerschende meening bij de meeste
adspiranten. En bij de examens worden zij in die meening gesterkt,
daar worden wel eens vragen gesteld, die een adspirant onderluite
nant behooren te worden onthouden.
Verbetering van dit alles is o.i. te verwachten bij in achtneming
van de volgende punten:
499