_Mei 1915.] Overzicht van eenige Buitenlandsche Tijdschriften.
uitnemend voor het aankweeken van eergevoel, plichtsbesef, vader
landsliefde, gevoel van saamgehoorigheid en van de kracht die
daarvan uitgaat.
Bij de Natuurkunde kan een eenvoudig begrip van de kogelbaan
gegeven worden en b v. van de noodzakelijkheid van goed richten.
De schooljeugd in de garnizoensplaatsen moet door aanschouwing
in kennis gesteld worden met militaire zaken, waardoor zeker veel
belangstelling bij hen bestaat en zeer zeker ontstaat.
Men late hen vuurmonden, geweren, sabels, paarden, harnache-
menten, ransels etc. bekijken en af en toe exercities en oefeningen
bijwonen, waartoe de noodige samenwerking tusschen onderwijzer
en militaire autoriteiten moet bestaan.
De onderwijzer moet in het systeem Hanika natuurlijk in zekeren
zin militair deskundige zijn.
Lezenswaardig is verder het artikel: „Betrachtungen über die im
gegenwartigen Kriege im Dienste zur See gemachten Erfahrungen".
Van den spoedig na het uitbreken van den oorlog verwachten,
beslissenden zeestijd is tot nu toe niets gekomen, beide vloten
blijven aan hunne steunpunten gebonden, de geweldige Dread
noughts verstoppen zich aan beide kanten.
Hoe vreemd dit ook moge schijnen, zegt de schrijver, zoo is toch
dit aan beide zijden de juiste wijze van optreden, hetgeen hij nader
toelicht aan de hand van het ook in het I. M. T van Nov. 1914 geresu
meerde artikel van den Engelschen commodore Dugmore alsmede aan
de hand van Mahan, welke autoriteit zich als volgt uitte Die
Anordnung der britischen Flotte im Südosten von England und im
Nordosten von Schottland deckt im Kriegsfalle (mit Deutschland)
alle britischen Kommunikationslinien vom Atlantischen Ozean her,
d i. praktisch genomen, die Verbindung mit der ganzen Welt;
sie unterbricht zugleich alle Kommunikationen Deutschlands zur
See mit Ausnahme jener nach dem baltischen Meere und sie deckt
auch die britischen Insein gegen eine Invasion."Dugmore, de
blokkade van Duitschland van uit de verte besprekend, achtte het
voor dit land een noodzakelijkheid hier tegen met zijn vloot op te
komen, waardoor de beslissing zou vallen nabij de Engelsche kust
en dus onder de gunstigste omstandigheden voor Albions vloot.
Hiertegen komt de schrijver op, hij acht zulks voorshands voor
Duitschland in het geheel niet noodig— „Wir mussen in Ansehung
unserer Inferioritat zur See Zusammenstösze mit derselben Ausdauer
vermeiden, mit der England sie herbeizuführen trachtet und unser
Augenmerk dahin richten, wo dieses Reich am verwundbarsten ist"
en het moet gezegd worden tot nu toe geven de gebeurtenissen
hem gelijk; Duitschland is door zijn onderzeeërs en mijnen in staat
op hinderlijke wijze tegen Engeland op te treden, zonder dat laatstge
noemd rijk daartegen veel kan doen.
516