Dagekoraen Stukken,
De Waarde can den Sauaan als Ueldsoldaat.
Door den Redakteur van dit tijdschrift werd ik uitgenoodigd om
mijn oordeel te zeggen over de waarde van den Javaanschen soldaat.
De tijd onbreekt mij om zóó diep op dit onderwerp in te gaan als
ik wel gaarne zou willen, ja, zonder de aanvrage van den Redakteur
zoude ik er misschien niet toe zijn gekomen om dit artikel te schrijven.
Toch doet het mij genoegen, dat ik thans moreel genoodzaakt ben
om mijne meening te stellen tegenover die van Asymptoot in zijn
artikel „Kromo buiten". Want het is noodig, dat een dergelijk hard,
en mijns inziens onbillijk oordeel, aan eene nadere beschouwing
wordt onderworpen.
Asymptoot grondt volgens zijn eigen verklaring zijn oordeel op
een kleine excursie met drie brigades in een actie tegen den I. V.,
en voorts op een tweejarige kennismaking met den Javaanschen
soldaat op meer vreedzame tochten. Ik wil hier tegenover mijn
ruim tienjarige ervaring stellen, opgedaan in Atjeh gedurende de
jaren 1902-1912. In Juli 1902 op Atjen gekomen, heb ik daar eerst
gediend bij een post van het garnizoens bataljon te Meulaboh, en
daarna van Aug. 1994 tot Dec. 1912 bij het korps Marechaussée te
Meulaboh en in Pidie. Naar ik hoop, zal men mij dus het recht
van medespreken over de waarde van den Javaan te velde, niet
ontzeggen. En dan komt mij het oordeel van A. hoogst onbillijk
voor. Daarom wil ik trachten dit oordeel te weerleggen.
Mijne ondervinding is, dat de Javaan onder leiding van officieren,
die met hem weten om te gaan, een zeer bruikbaar veldsoidaat
kan worden, en dat de qualificaties van A. „onbetrouwbare lummel,
lafaard, slungel, ellendeling" op zijn zachtst gesproken, zeer onver
diend zijn. Onwillekeurig krijgt de onbevooroordeelde lezer bij het zien
van deze krachtwoorden den indruk, dat de schrijver van het afbrekend
artikel zich zelf eenigszins zwak in zijn betoog gevoelt, en het daarom
noodig oordeelt om zulke groote woorden te gebruiken, teneinde zijn
lezers de overtuiging op te dringen, dat de Javaan een prul-soldaat is.
Ik twijfel niet aan den goeden trouw van A. en aan zijn opmerkings
gave, die mij bij de lezing van zijn vorige pennevruchten voldoende
zijn gebleken. Daarom had ik hem niet in staat geacht, zóó licht
vaardig een vernietigend oordeel over den Javaan als soldaat neer
te schrijven, A. heeft dus m.i. zijn artikel gepubliceerd zonder behoor
lijk er bij na te denken, dat zijn korte ervaring hem niet het recht
534
■t-tb