Nagekomen Stukken. [Mei 1915. gaf de reputatie van den Javaanschen soldaat op een dergelijke manier af te breken. En hij heeft er ook niet bij bedacht, dat hij met zijn artikel zich zelf geen pluim op den hoed steekt. Want daaruit blijkt ten duidelijkste, dat hij niet met den Javaanschen soldaat weet om te gaan, en dat hij geen moeite heeft gedaan om zijn Javaansche soldaten bij zijn excursie iets te leeren, nóch om hun eenig eergevoel bij te brengen, wat zij volgens hem niet bezitten. Als A. „natuurlijk" alleen Amboineezen aan de spits gebruikt, de Javanen met de treindekking belast, en hun daarmee een brevet van onbekwaamheid uitreikt, heeft hij niet het recht van die Javanen nog iets te verwachten En ais hij een anderen weg zoekt, omdat een paar Javanen niet in een steil ravijn durfden afdalen, dan kweekt hij daar mede de ingeboren gemakzucht van den Javaan aan, in plaats van die den kop in te drukken. Als een Javaan bij de spits schrikt van een varken, dan moet die Javaan net zoo lang aan de spits loopen, tot hij niet meer schrikt van een varken of een kwaadwillige. En dat kan men den doorsnee-Javaan heel best leeren. Ik wilde dat A. mijn excursiën in het zware bergterrein van Tangsé en Geumpang eens had meegemaakt, dan zou hij wel anders oordeelen over Javaansche soldaten. Zonder hen had ik nooit kunnen bereiken, wat ik daar bereikt heb in 1910 en '11. Ik releveer hier, dat ik mijn in 1901/2 geleerd Javaansch (een groote brug tot het hart van den Javaan) sedert op Atjeh weer heb verleerd. Het gaat niet aan, om den Javaanschen soldaat te beoordeelen naar een paar lamgeslagen individuen, die men bij zijn troep heeft. A. noemt een soldaat, die voor den vijand aan den haal ging; een ander, die geiten vangen belangrijker vond dan kwaadwilligen neerleggen; een derde, die op post sliep; een vierde die kuchte, om een overvalling te doen mislukken; een ander, die door het bivak schoot in plaats van op een wegloopenden gevangene. Het is mogelijk, dat A. een bijzonder slechten troep bij zich had, maar het is onbillijk, om naar het optreden van dergelijke slechte soldaten, den geheelen landaard te verguizen, en te zeggen: „de Javaan is een lafaard, enz." Hij verklaart dat de Javaan niet kan schieten, maar wel kan rampassen en dobbelen. Ik zou uit mijn Atjeh- ervaringen heel wat staaltjes kunnen vertellen van lafheid van Amboineezen, zelfs van Europeanen. Geiten stelen en kippen koopen met den klewang kunnen Amboineezen en Menadoneezen ook buitengewoon goed, en ik heb nooit brutaler zien rampassen, dan door Europeesche fuseliers. Amboineezen en Menadoneezen zijn even verzot op dobbelen als de Inlanders, en tallooze malen heb ik Amboineezen en Menadoneezen op 10 tot 2 passen den vijand zien missen. Maar dan zeg ik niet: „de Amboinees kan niet schieten"Niet iedereen is een jachtschutter. Slapen op post komt bij Amboineezen en Menadoneezen ook veelvuldig voor. 535

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1915 | | pagina 99