De herziene Rechtspleging bij de Landmacht. fjuni 1916. Ook zijne betrekking kan als eene bijkomstige aan een ander rechterlijk ambt verbonden zijn Ten einde noodelooze herhaling te voorkomen, wordt verder meegedeeld, dat hetgeen boven ten aanzien van den auditeur-militair „leerde, althans, indien daarmede bedoeld wordt een niet-militair, die eene „rechtsgeleerde opleiding heeft genoten." De Regeering gaf toe, dat de op leiding van officieren en de aanwijzing tot voorzitter van de krijgsraden bij de Landmacht niet altijd zoo geweest was, als wel noodig was voor een behoorlijk, verloop van zaken, maar men achtte de opleiding van offi cieren gedurende twee jaren aan een specialen, daarvoor te openen cursus voldoende om in de toekomst dit bezwaar te ondervangen en aan hen, die dien cursus met vrucht doorloopen had, het presidiaat van een krijgsraad op te dragen Geheel anders dacht de Regeering er in 1910 over, toen Zij in den U reeds bekenden brief van Mei van dat jaar als eene belangrijke wijziging het presidiaat van den krijgsraad, toevertrouwd aan een burgerrechtsgeleerde, bracht:,, De ondergeteekenden zijn van oordeel, dat het inderdaad de recht- „spraak zal ten goede komen, indien de krijgsradenworden „gepresideerd door ambtenaren, die de universitaire studiën in de rechtswe- „tenschap in haar geheel met voldoenden uitslag hebben doorloopen." Zoo was dus de goede gang van zaken verzekerd. 1) Ter verduidelijking zij het volgende meegedeeld: Zooals de lezer weet, telt men thans op Java twee krijgsraden: een op Batavia, waarbij het auditeur-militair-schap wordt waargenomen door een der substituut-officieren van justitie bij den raad van justitie aldaar en een op Magelang met een zelfstandig burger-jurist als auditeur. De krijgs raad te Batavia neemt kennis van alle militaire strafzaken in de eerste afdeeling, de Lampongs, Benkoelen; Palembang, Banka, Riouw, (S 1904 No. 231); de vierde afdeeling (S 1906 No. 212); Djambi (S. 1906 No 293) en de Westerafdeeling van Borneo (S. 1906 No. 370). De krijgsraad te Magelang werd ingesteld bij S. 1893 No. 230 (vgl. S. 1911 No. 655), berechtte aanvankelijk alle militaire strafzaken van de tweede af deeling, waarbij S. 1906 No. 370 die voor de derde militaire afdeeling, de Zuider- en Oosterafdeeling van Borneo, Bali en Lombok en Zuid-Nieuw- Guinea voegde. Op de Buiten-Bezittingen is, zoowel in Padang als te Makasser(S. 1909 No. 507), de aanwezige officier of substituut-officier bij den raad aldaar bescheiden als auditeur, op Koeta-Radja (S. 1915 No. 397) daarentegen is de buitengewoon voorzitter van den landraad aldaar tevens belast met de functiën van openbaar aanklager, terwijl deze functiën in Ambon (S. 1907 No. 521) door den gewestelijk-adjudant worden waargenomen. 597

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1915 | | pagina 11