Juni 1916.J De herziene Rechtspleging bij de Landmacht.
is gezegd, ook voor den president van den krijgsraad geldt, die zijn
ambt ais een zelfstandig bekleedt; alleen dient vermeld te worden,
dat de volgende verschillen bestaan: in de eerste plaats gaat de voor
dracht voor de benoeming uit van de zgn. beperkte vergadering van
het Hoog Militair Gerechtshof, bestaande uit den President, den
Vice-President en den Advocaat-Fiscaal.
Verder zijn op hem niet toepasselijk de artikelen 275 en 291 R.L.
(gelijk voor den auditeur-militair werd vermeld), maar de artikelen 123
en 135 van het Reglement, wat betreft het vast en voortdurend verblijf
houden binnen 5 paal van het krijgsraadsgebouw en het verbod
598
Uit de toelichtingen op het Ontwerp blijkt, dat in twee opeenvolgende
jaren het volgende aantal zaken zijn behandeld:
te 1913 1914
Batavia 155 149
Magelang 155 158
Padang 15 17
Koeta Radja 28 29
Makasser 16 28
Ambon 11 7
Het groot aantal zaken, behandeld door de twee krijgsraden op Java, wetti
gen de aanstelling van een zelfstandigen voorzitter; op de Buiten-Bezittingen
daarentegen kan het voorzitterschap als bijkomstig ambt bekleed worden door
een rechterlijk ambtenaar. Ambon kan opgeheven worden en het rechts
gebied bij dat van Makasser gevoegd worden en het feit, dat op Koeta
Radja in de toekomst hoogstwaarschijnlijk slechts een rechtsgeleerd voor
zitter en wellicht een buitengewoon voorzitter van den landraad aanwezig zul
len zijn, doet de oplossing aan de hand om, hoewel het aantal zaken door den
krijgsraad te Koeta Radja grooter is dan dat door dien te Padang behandeld,
dien van de eerste plaats op te heffen en het gebied bij Padang te voegen.
Wij zouden dan op de Buiten-Bezittingen twee krijgsraden overhouden
op plaatsen, waar tevens raden van justitie gevestigd zijn, wat de gere
gelde gang van zaken bij de krijgsraden op die plaatsen zal bevorderen, daar
dan ook de plaatsvervanging verzekerd is.
1) Wordt zijn dienst niet gevorderd dan kan hij zich van zijne stand
plaats verwijderen, mits aan den garnizoenscommandant de plaats van
zijn tijdelijk verblijf opgevende, terwijl hij bij afwezigheid van langer
dan acht dagen verlof van den President van het Hoog Militair Gerechtshof
behoeft.