De herziene Rechtspleging bij de Landmacht. [Juni 1916.
Als belast met de functiën, die de deurwaarder uitoefent bij
eene rechtbank, treedt bij den krijgsraad op de provoost-geweldige
II. Wijze van bijeenroeping van den krijgsraad.
Nadat de informatiën zijn gehouden en de garnizoenscommandant
hiervan rapport heeft ontvangen, de stukken in handen van den
auditeur-militair zijn gekomen en deze van oordeel is, dat het on
derzoek naar behooren en volledig heeft plaats gehad, wordt de
krijgsraad door den garnizoenscommandant in overleg met den
auditeur binnen drie dagen daarna tegen een vastgestelden dag en
uur schriftelijk bijeengeroepen 2).
Aan den voet van het bevelschrift tot bijeenroeping stelt nu de
auditeur de tenlastelegging op: hij zal dan allereest het feit vermel
den, dat den beklaagde ten laste gelegd wordt, met bijvoeging
omstreeks welken tijd en waar ter plaatse het is begaan, alles op
straffe van nietigheid, terwijl ten slotte ook vermeld dienen te
worden de omstandigheden, waaronder het feit is gepleegd 3).
Verder komt op het bevelschrift voor de mededeeling, dat de
beklaagde zich door een gekozen of een toegevoegden verdediger
kan doen bijstaan. Van dit bevelschrift'nu ontvangt de beklaagde
een afschrift uiterlijk 10 dagen vóór den dag voor de openbare terecht
zitting bestemd, uit de handen van een deurwaarder of een anderen
dienaar van de openbare machi, terwijl het origineel door dezen aan den
beschuldigde beteekend wordt. Mocht beklaagde dit verlangen, dan kan
de termijn van dagvaarding ook verkort worden, maar zulks dient
dan op het exploot aangegeven en door hem onderteekend te worden.
Volledigheidshalve vermeld ik hier, dat beklaagde ook met het
bevelschrift eene lijst van getuigen en deskundigen ontvangt, die door
1) De Kamer was niet erg gesticht over den naam, die deze functiona
ris bleef dragen, men gaf aan, dat de provoosthuizen niet meer bestonden
en de provoostgeweldigen niet meer de functiën van cipier vervulden;
hier te lande kent men daarentegen nog wel provoosthuizen.
2) De afdeelingscommandant (of de gewestelijk militaire commandant
in de Buiten Bezittingen) zal voortaan wel geene bemoeienis meer met
krijgsraad-aangelegenheden hebben.
3) Over de tenlastelegging, die tal van moeilijkheden in zich bevat
en herhaaldelijk bij den cassatierechter tot allerlei uitspraken heeft aan
leiding gegeven, kom ik in het volgende hoofdstuk terug.
601