De herziene Rechtspleging bij de Landmacht.
[Juni 1916.
tot bijeenkoming van den krijgsraad) de mededeeling opgenomen
worden, dat de beklaagde zich door een' gekozen of een' toegevoeg-
den raadsman kan doen bijstaan.
Beklaagde kan natuurlijk beginnen met zich zelf een' verdediger
te kiezen en wel een' advocaat of, zooals ik boven reeds meedeelde,
een' officier. In de meeste gevallen zal hij geen'gekozen verdediger
hebben en dan heeft hij, nadat hem zijne bevoegdheid door het betee-
kende afschrift duidelijk is geworden, het recht aan den president
van den krijgsraad doch ten minste vier dagen vóór de terechtzit
ting, waarop zijne zaak zal voorkomen'— om toevoeging van een' ver
dediger te verzoeken.
Het kan nu voorkomen, dat beklaagde bijv. geen vertrouwen heeft
in den hem toegevoegden rechtsgeleerde en dus dezen liever de
verdediging van zijne zaak niet toevertrouwd ziet, dan heeft hij als
nog het recht om te veranderen en zich zelf een' raadsman te
kiezen.
Deze heeft dan slechts van de vervanging dadelijk kennis te geven
aan den president van den krijgsraad.
Bij het opzetten van de nieuwe krijgsraden zal zich wel hetzelfde
voordoen als in Nederland, er zullen zich verschillende advocaten
aanmelden, die zich laten inschrijven als verdediger en zal er op de
secretarie van den krijgsraad eene lijst van raadslieden aangelegd
worden, om naar toerbeurt als verdediger optreden.
Eenigszins anders is het voor het geval officieren zouden willen
optreden: zij, die zulks wenschen, hebben zich bij den garni
zoenscommandant slechts op te geven, zullen eveneens op eene
lijst gebracht worden en voor het geval er nu geene verdedigers
aanwezig zijn en beklaagde toch een' verdediger verlangt dan wel
uitsluitend gesteld is op een' officier dan zal de president van den krijgs
raad den garnizoenscommandant om een' officier-verdediger verzoeken.
Zoowel in dit, als in het bovenbedoeld geval, wordt door den
secretaris van den krijgsraad aan beklaagde van de gedane keuze
kennis gegeven. De gekozen of toegevoegde verdediger heeft, tot
aan het tijdstip, dat het vonnis gewezen en gepronuntieerd is, toegang
tot zijn' gearresteerden cliënt en de bevoegdheid met hem, behoudens
het vereischte toezicht, alleen te spreken.
Ter auditie kan hij inzage nemen van het dossier van den beklaagde
en zoo hij het noodig oordeelt, de noodige afschriften verzoeken,
605
I. M, T. 1916. 39.