Juni 1915.] De Maleische taal en het Indische Leger. onze Oostersche politiek. Het behoeft wel is waar geen baanbre ker te wezen, doch evenmin met de nachtschuit achteraan te ko men. Uit het voorgaande mag echter geenszins worden afgeleid, dat ik nu ook voor officieren het Maleisch over boord zou willen gooien. Integendeel, voor hen is de kennis daarvan beslist onmisbaar en het zal mogelijk wezen hun het beschaafde Maleisch voldoende vlot te leeren spreken. In mijn tijd kwam aan de K. M. A. juist dit ge deelte van het onderwijs in 't geheel niet tot zijn recht en ik moet aannemen, dat zulks nu nog wellicht in mindere mate het ge val is, want de Commissie tot Reorganisatie van het Militaire on derwijs zegt in haar verslag (van October 1913): „Zij is dan ook van oordeel, dat dit onderwijs (n. 1. in het Ma leisch) geen wijziging behoeft en dat het alleen noodig is, in het leerplan ook spreekoefeningen op te nemen. Deze worden tegen woordig wel is waar ook reeds gegeven, doch vermelding daarvan in het leerplan kan niet anders dan aan den omvang dier oefenin gen ten goede komen." De studie van Oostersche talen blijft voor Indische officieren zeer gewenscht, omdat alleen kennis daarvan contact met de bevolking geeft. Als inleiding tot die talen heeft Maleisch groote waarde: het is niet zoo moeielijk voor ons Westerlingen en opent dus op een voudige wijze oor en oog voor de inheemsche talen van Java. Dat de zooeven genoemde Commissie van invoering der Javaan- sche taal op het programma der K. M. A. niets wilde weten, is m.i. zeer te betreuren. Eene kennismaking met die taal b.v. in het laatste studiejaar zou zeer loonend wezen. Het wekt op om op Java het terrein der taal zelf de studie weer ter hand te nemen, de kennis daarvan te vermeerderen: op oud ijs vriest het immers gemakkelijk. Helaas heeft men de vroegere diploma's vervangen door cursussen; de vrije beoefening der Oostersche talen in het officierskorps is daarmee een doodelijke slag toegebracht. Dezelfde commissie wenscht het onderwijs in het Maleisch en Javaansch aan de H. K. S. te doen vervallen, iets waarover ik mij bijzonder verheug. Reeds vroeger schreef ik in de Militaire Spectator (van Augustus 1909) over „het onderricht in de Westersche en Oostersche talen aan onze drie Inrichtingen voor Militair onderwijs" als volgt van het Maleisch: „In een onbewaakt oogenblik heeft 572

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1915 | | pagina 38