Juni 1916.J De herziene Rechtspleging bij de Landmacht. garnizoenscommandant 0- De secretaris in de residentie van den krijgsraad is tevens belast met de functiën van secretaris van den krijgsraad 2). Behalve de hem bij de Rechtspleging opgelegde verplichting om zoo spoedig mogelijk na ontvangst van de stukken den beklaagde te hooren 2) en het onderzoek verder te leiden, heeft de officier-com missaris nog de volgende bevoegdheden en verplichtingen: Bevindt zich een beklaagde tijdens het onderzoek niet in arrest, dan is de officier-commissaris gerechtigd om hem na afloop van een verhoor in arrest te doen stellen, als hij zulks noodig acht; hij is echter gehouden om hiervan bericht te zenden aan den krijgs raad 3), die het arrest, door den officier-commissaris opgelegd, zal hebben te bekrachtigen dan wel op te heffen. Daarentegen is hij niet bevoegd om eenen zich in hechtenis bevin denden beklaagde in vrijheid te stellen dan wel eenige verzachting (of eene andere wijziging) in het arrest aan te brengenhet is hem echter wel geoorloofd om aan den krijgsraad de noodige voorstellen te doen. Is op de standplaats van den krijgsraad de uitvoering van de beschikking van den krijgsraad met betrekking tot het al of niet in arrest dan wel in vrijheid stellen aan den auditeur-militair opgedra gen, in garnizoenen daarbuiten gelegen heeft de officier-commissaris deze opdracht gekregen 4). 1) Zoo werd door den garnizoenscommandant te's-Gravenhage vanaf 20 December 1913 een kapitein van het regiment grenadiers aangewezen, terwijl een eerste luitenant van datzelfde regiment met de functiën van secretaris werd belast.—Vermoedelijk zal nog eene bepaling opgenomen worden voor het geval, dat geen kapitein aanwezig of beschikbaar is, daar S. 1868 no. 97 alleen voorziet in het geval, dat er geene officieren beschikbaar zijn. 2) Hierop komen wij later terug. 3) Nu de krijgsraad voor ten minste één jaar vast zitting houdt, is het dus steeds mogelijk ten aanzien van dergelijke kwesties dadelijk eene oplos sing te krijgen. Door S. 1915 No. 355 zijn reeds in de bestaande Rechts pleging (in het Crimineel Wetboek en in de Provlsioneele Instructie voor het Hof)—onafhankelijk van het ontwerp—bepalingen over het al of niet in arrest stellen of in vrijheid stellen van den beklaagde aangebracht. 4) Men moest toch aan iemand de uitvoering opdragen en is het goed gezien om den officier-commissaris, die van den gang van zaken op de hoogte is, daarmee te belasten. 590

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1915 | | pagina 4