flanuulling Infanterie Officierskorps
Als infanterist geen oordeel kunnende vellen over den toestand
bij de andere Wapens en Diensten, geloof ik toch, dat wat hier
volgt ook wel voor eene groot deel op hen van toepassing zal zijn.
Een goede en voldoende encadreering is voor een leger een
eerste eischdat hier kadernood bestaat, is van algemeene bekend
heid, maar of het ook algemeen bekend is, hoe treurig het gesteld
is met ons Infanterie officierskorps en met de aanvulling er van
ook in de toekomst, meen ik te mogen betwijfelen, aangezien ik
over dat vraagstuk nog nimmer in de periodieken iets ben tegenge
komen en ook tot nog toe de groote pers, voor zooverre mij bekend
is, daarover heeft gezwegen.
Tot 1896 was het aantal aspiranten voor de K. M. A. steeds zoo
groot, dat er menigmaal 3 a 4 om één plaats moesten vechten; na
de reorganisatie van het Militair onderwijs van dat jaar, die
goed bedoeld m. i echter zeer onmenschkundig was, hield die
vloed bijna onmiddellijk op en kwam men al spoedig voor het feit
te staan, dat het aantal plaatsen niet meer bezet werd.
Voor het Indische Leger bleef het aantal echter nog steeds vol
doende, waarschijnlijk door de gratis opleiding en ook omdat in patria
nog het idee heerschte, dat de Indische Officieren voldoende betaald
werden; wat voor dien tijd ook nog wel het geval was.
Ja men kreeg geruimen tijd daarna nog een overcompleet en
vond het zelfs noodig om aan te dringen op het uitzenden van
kleinere promoties.
Kort daarna begon het groote verloop.
In Indië begon men aan het leven hoogere eischen te stellen,
alles werd duurder, zoodat al zeer spoedig jonge pas uitgekomen,
dikwijls gehuwde, officieren bemerkten, dat het met hunne bezoldi
ging nu juist niet zoo heel schitterend gesteld was en velen bij het
groot gebrek aan krachten overal, in alle richtingen, een goed heen
komen zochten; en dat waren de slechtsten niet. De gevolgen bleven
niet uit; om duidelijk te maken, hoe sterk de vermindering van het
634