Juni 1916.] Aanvulling Infanterie Officierskorps. Nu zal men zeggen, dat komt wel weder terecht, als men meer plaatsen aan de inrichtingen van onderwijs voor Indië openstelt. Dat is echter een groote vraag. De positie van den Nederlandschen officier is aanmerkelijk verbeterd; dus een gedeelte zal daarheen gaan en bovendien zal er na den oorlog waarschijnlijk zoo'n gebrek aan tal van krachten zijn, dat het aantal jongelui, dat in Indië een werkkring vooral een, die zoo slecht bezoldigd wordt zoekt, niet zal toenemen. Ook zullen in Holland de belangen van het Nederlandsche leger wel vóór blijven gaan. Hoezeer aan die belangen een groote plaats wordt ingeruimd, blijkt wel uit het volgende. Toen men voor het Nederlandsche Leger de Infanterie plaatsen aan de K. M. A. niet meer bezet kreeg, heeft men onmiddellijk beslag gelegd op de plaatsen aan de ande re opleidingsschool, den H. C. Er op rekenende, dat jongelui, die reeds eenige jaren in de gele deren waren, niet gemakkelijk meer terug konden, ook al konden zij een plaatsing bij het Indische Leger niet bereiken, werden aan die inrichting zoo goed als geen plaatsen voor Indië meer opengesteld. Wij zien van die inrichting in de laatste jaren respectievelijk 8, 8, 10, 12, 10 officieren komen, dit jaar zelfs slechts 5; als men nu rekent, dat van die getallen er ieder jaar nog een 4-tal zijn, afkom stig van de Militaire School te Meester-Cornelis, dan was de ge legenheid voor Hollandsche onderofficieren om bij het Indische Leger als officier geplaatst te worden toch zeker niet groot. Het Nederlandsche Infanterie-korps drijft dan ook op den H. C. In de laatste 15 jaren zijn bij dat Leger 244 luitenants van de K. M. A. tegen 328 van den H. C. aangekomen. Er zijn echter nog andere redenen, waarom menigeen liever of ficier zal worden in Holland dan in Indië. Waar wij nu half Maart 1916 zien, dat nog de helft der officie ren van 1902 als luitenant rond loopt en in Holland reeds een aantal van datzelfde jaar den kapiteinsrang heeft bereikt, daar vervalt een tweede en zeer belangrijke reden om naar Indië te gaan, n. 1. de snellere promotie. Ook bij andere wapens en dien sten is reeds hetzelfde het geval. Zoo zien wij bijv. bij de Holland sche Intendance kapiteins van 1902, 1903 en 1904, terwijl hier de jongste kapitein bij dat dienstvak van 1901 is. 636

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1915 | | pagina 52