Aanvulling Infanterie Officierskorps. [Juni 1916. Bij de Genie is men bij beide legers aan de promotie 1907. Een derde reden om naar Indië te gaan n.l. de meerdere gelegenheid om zich te onderscheiden, om meer soldaat te zijn, is reeds jaren vervallen. Wij vinden bijv. de laatste officier met een „eervolle vermelding" (om van M.W.O. niet te spreken) in de promotie 1905 en dat is dan nog maar een enkeling, (de beide Heeren Schouten enKaniess, die tusschentijds benoemd zijn, houden het mij ten goede, dat ik hen hier buiten beschouwing laat) en men zal mij toegeven, dat als men dan toch het gewone garnizoensleven moet lijden, dat in patria heel wat aangenamer is dan in Indië. Maar al was hetmogelijk in de toekomst weer grootere promoties uit te laten komen, welk een slechte invloed oefent dan toch niet deze sterke schommeling op het geheele wapen uit. In de laatste jaren is door het Legerbestuur er steeds naar gestreeft het hoofd officierskorps op een hoog wetenschappelijk peil te houden, en waar men in den hoofdofficiersrang slechts kort dient, zijn er betrekkelijk veel noodig, zoo zijn nu bijv. nog in het Leger van de jaren 1887 t/m 1893 respectievelijk 10. 10, 10, 19, 21, 17 hoofdofficieren, maar hoe moet dat, als er per jaar/slechts een groote 20 tweede luitenants aankomen, hoeveel zullen daarvan na ruim 20 jaar nog over zijn en hoeveel geschikt? Wij krijgen dan den toestand (als in Holland, waar men ongeveer 1 actief dienend luitenant per compagnie heeft), ;dat ieder er vrijwel op rekenen kan, als hij maar door dient, hoofdofficier te worden. Zal dat niet remmend werken op de ambitie en o. a. op den lust om naar de Hoogere Krijgsschool te gaan? Wat een onbillijkheden worden daardoor niet geboren! Het eene jaar zal men vrij verdienstelijke kapiteins pensioneeren, een paar jaar later wordt een prul hoofdofficier. Ook hier spreken getallen. Van de promoties 1894 t/m. 1915 wa ren 1 Januari nog in het Leger respectievelijk 21. 27. 28. 22. 31. 38. 39. 48. 51. 46. 43. 37. 28. 40. 40. 42. 51. 35. 21. 25. 24 subal terne officieren, d. w. z. dat er bijv. van de promotie 1894, die vlak voor den hoofdofficiersrang staat, nog evenveel officieren in dienst waren als van 1912, die pas komt kijken en van 1895 zelfs nog 6 meer. Ook in de eerstkomende jaren worden die getallen niet be ter, men ga maar in het officiersboekje de leeilingen aan de K. M. A. en H. C. na. 637 I. M. T. 1916. 41.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1915 | | pagina 53