Juni 1916.] Aanvulling Infanterie Officierskorps. In het vaderland heeft men tenminste nog militiereserve en land weerofficieren, terwijl wij hier zelfs de eenige inrichting, waar uit wij een reserve konden putten: „de cursus tot opleiding van In- landsche officieren", is doodgebloed. Wij zagen dus, dat er 489 luitenants bij het hoofdwapen waren, echter zijn er daarvan gemiddeld: met verlof in Nederland 39, op de H. K. S. 12, in West-lndië 7, adjudant 35, leeraar aan onderwijs inrichtingen in Nederland 5, bij de Koloniale Reserve 12, voor me morie 23, a la suite 21 en speciale betrekkingen als officier van wapening, leeraar M. S., fungd PI. adj', Hoofdbureau enz. enz. zeker minstens 50; zoodat in vredestijd ter beschikking zijn op de 148 compagnieën, die het Leger ongeveer telt, 285 luitenants of nog geen 2 per compagnie. Feitelijk nog belangrijk minder, aangezien hier geen rekening is gehouden met de vele officieren, die wegens over plaatsing op reis zijn en met het feit, dat steeds een deel der jong ste promotie nog in Nederland is. Wanneer wij nu nagaan, hoevele van die luitenants in de garnizoenen nog door piket, commissies, krijgsraad enz. enz. niet voor den dienst beschikbaar zijn, dan kan men begrijpen, hoe daar de oefeningen onder lijden en hoe het kan voorkomen, dat een compagniescommandant met een 200 man ster ke compagnie meer dan een week lang over geen enkel luitenant beschikt. in oorlogstijd wordt dit getal nu nog wel iets grooter doordien de meeste officieren in speciale diensten, „voor memorie" en „a la suite" intreden, maar op meer dan 2 luitenants per compagnie mag men dan toch zeker niet rekenen, wat bij gebrek aan eenige reser ve beslist te weinig is. In zijn concurrentie, op dit gebied, met het Nederlandsche staat echter het Indische Leger voor een niet gemakkelijk op te lossen vraagstuk. Zooals boven gezegd, is de positie van den Nederlandschen offi cier belangrijk verbeterd. Het pensioen van een kapitein is thans 2000,— en hij, die de kleine moeite genomen heeft zich hier 5 jaren te laten detacheeren, bereikt hetzelfde pensioen als een Indisch-kapitein. Maar hij behoeft er als kapitein niet uit te gaan, zooals ook reeds eerder is opgemerkt, maar bereikt zoo goed als zeker den luitenant-kolonelsrang en een groot deel wordt zelfs kolonel, daarvoor behoeft men geen H. K. S. te hebben gevolgd. 638

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1915 | | pagina 54