Juni 1916] Een nieuwe Indeelinq van de Compagnieën Door de Europeesche fuseliers gelijkelijk over de secties te ver- deelen (dus absolute vermenging) zouden ze naar mijn bescheiden meening van meer nut zijn dan nu. Men kan toch moeilijk zeggen, dat van ééne sectie Europeanen, van in het gunstigste geval 34 man, opwekking voor de andere landaarden zal uitgaan. Meer nut zouden ze afwerpen, verdeeld over de secties, waar zij door hun voorbeeld, dat nu veel beter gezien wordt, de minder gevechtswaar- dige elementen zullen steunen en medesleepen. Men kan in het voorgestelde geval beschikken over 5 Europeanen per brigade, waarbij dan zooals verder zal worden aangegeven voldoend kader zal moeten worden ingedeeld. Het wil mij voorkomen, dat door een en ander de gevechtswaarde van het geheel grooter zal worden, men geeft den menschen nu al dadelijk een ruggesteun, die overal gelijk gevoeld wordt, 't Is toch moeilijk aan te nemen, dat eene weifelende houding der 3 niet-Europeesche secties opgeheven zal worden door eene krachtige houding van een handjevol Europea nen op een uit den aard der zaak zeer klein gedeelte van het gevechtsfront. Door woord en daad zullen de Europeanen en Am- boineezen nu hun minder gevechtswaardige strijdmakkers kunnen aanvuren en zullen deze volgen, waar „OOM" hen voorgaat. Men zal mij wellicht tegenwerpen, dat het tactisch verband dan alleen kan bestaan bij oefeningen, want dat het niet aangaat Europeanen en andere landaarden gelijkelijk in de kazernes onder dak te brengen. Nu is het vraagstuk van huisvesting in vredestijd m.i. een kwestie van ondergeschikt belang, wanneer daartegenover vrij zekere voordeelen in oorlogstijd gesteld kunnen worden. Bovendien wordt het tactisch verband nu toch al meerdere malen in de kazernes verbroken in ver band met de verschillende bepalingen omtrent met concubines levende Europeanen, gehuwde Amboineezen, de beschikbare ruimte, enz. en wordt dus het doel het kweeken van een gevoel van samenhoo- righeid ook nu niet bereikt. Het wil mij bovendien voorkomen, dat het beter is dat gevoel aan te kweeken gedurende de oefeningen en dat dan te laten berusten op de wederkeerige diensten, die de verschillende landaarden elkaar te velde kunnen bewijzen. Eene andere personeel-kwestie, waarvoor de driedeeling ook gunstig zoude zijn, is die der officieren. Volgens den, be- staanden toestand zijn er bij de Veldbataljons 21X4X4 336 646 DER VELDBATALJONS.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1915 | | pagina 62