Juni 1916.] Een nieuwe Indeeling van de Compagnieën
(groeps-commandanten)
driedeeling, omdat de compagnies-commandant meerdere malen
versterking kan zenden zonder dadelijk alles uit handen gegeven te
hebben, doch dit bezwaar zal minder zwaar wegen, naarmate de on
derdeden sterker genomen worden en dus langer eenige verliezen
kunnen lijden. Het Duitsche Leger kent de driedeeling en uit de
prestaties van dat leger zal men toch wel kunnen afleiden, dat er
geen ernstige bezwaren tegen de driedeeling zijn aan te voeren.
Maar aangenomen, dat er bezwaren zijn en dat die zwaar wegen, dan
nog moet n.m.m. het nadeel, dat bij een 4-deeling veroorzaakt wordt
door gebrek aan het noodige kader, veel hooger aangeslagen worden.
Algemeen en zeer terecht wordt veel waarde gehecht aan een
goede encadreering; bij de driedeeling nu kunnen we, zonder dat
dit onze krachten te boven gaat, ook aan hoogere eischen voldoen.
Wij zouden de sectie dan als volgt samengesteld willen zien:
2 Europeesche sergeanten (brigade-commandanten).
1 Ambonneesch of Inlandsch sergeant
1 Europeesch korporaal
1 Amboineesch korporaal
1 Inlandsch korporaal
10 Europeesche fuseliers
10 Aboineesche fuseliers
30 Inlandsche fuseliers.
Per compagnie zou dit dan worden, volgens:
Voorstel Tabel III
1 Kapitein1 Kapitein,
2 Luitenants2 Luitenants,
1 Onderluitenant1 Onderluitenant,
1 Sergeant-majoor-instructeur1 Sergeant-majoor-instruct.,
6 Eur. sergeanten8 Eur. sergeanten,
3 Amb. of Inl. sergeanten3 Amb. of Inl. sergeanten,
3 Eur. korporaals5 Eur. korporaals,
6 Amb. of Inl. korporaals6 Amb. of Inl. korporaals,
30 Eur. fuseliers34 Eur. fuseliers,
30 Amb. 24 Amb.
90 Inl. 72 Inl.
kader per comp. 18 man, kader per comp. 22 man,
648
DER VELDBATALJONS.