Uit de Practijk.
[Juni 1916.
Het komt mij voor, dat de eerste methode het meest voor de
hand ligt, aangezien op deze wijze beide keeren werkelijk gestoo-
ten wordt. Desalniettemin telt ook de 2e manier aanhangers.
Op blz. 18 geeft het vaksluiten ons aanleiding er even bij stil
te staan. Hetgeen er van gezegd wordt, komt hier op neer, dat
indien een vak gesloten is, men daarin door een stoot niet meer
kan worden getroffen (Fig. 12 a, b, c, en d.). Waarschijnlijk zal
hier wel als voorwaarde bijgedacht moeten worden, dat door deze
vaksluiting het wapen der tegenpartij buiten het trefvlak is gebracht
en dat men dan in het betrokken vak niet meer rechtstreeks door
een stoot kan worden getroffen. Door een stoot onderdoor of over
heen blijft dit immers wel kunnen. Om zich hiervan te overtuigen
beschouwe men slechts de bovenaangehaalde fig. Een enkele vuist
is toch niet zoo groot, dat zij een heel vak kan afsluiten. Zonder
een dergelijke clausule is het wel degelijk mogelijk in het z. g. ge
sloten vak een stoot toe te brengen, welke den tegenstander treft.
Misschien spreekt zulks voor floret nog duidelijker.
Blz. 29 bevat eveneens een zinsnede, die voor een nadere bespre
king in aanmerking komt. „De stooten omlaag en omhoog worden
niet in den kring geweerd".
Zou het voorschrift hiermede bedoelen, dat deze soort stooten
behalve door boogweringen (de aangewezen afweringen daartegen)
ook kunnen worden geweerd door tegenstellen? Of zouden we hier
te doen hebben met een minder nauwkeurige redactie? Zooals het
er nu staat, maakt men onwillekeurig deze gevolgtrekking. Wordt
het evenwel mogelijk geacht deze stooten door tegenstellen te we
ren (och ja, ten slotte kan alles), waarom dan eigenlijk ook niet
in den kring?
Ook omtrent de „Volgorde bij de beoefening" op dezelfde pa
gina valt iets op te merken. Waar op blz. 25 wordt geleerd, dat
de afweringen op drieërlei wijze uitgevoerd kunnen worden, t.w.
„Ie door het tegenstellen,
„2e door het beschrijven van bogen,
„3e door het beschrijven van kringen", is bij deze oefening het te
genstellen met het beschrijven van bogen samengevat sub 1. Daar
entegen zijn op blz. 40 bij het afweren der nastooten deze drie
soorten afweringen streng gescheiden gehouden.
Afgezien van het inconsequente hiervan, zou zulks weinig ter
zake gedaan hebben, ware het niet, dat nu op blz. 29 deze beide
eerstgenoemde soorten dooreen geraakt zijn. Op grond van welke
overwegingen namelijk zou hier de boogwering opgenomen zijn
vóór de wering door tegenstellen van den stoot rechtuit. Deze
volgorde is op blz. 40 dan ook niet doorgevoerd en gaat het weren
do >r tegenstellen van den (na-)stoot rechtuit aan de boogweringen
•vooraf.
Sprekende van een „volgorde bij de beoefening" van het eer. of
655