Juni 1916.]
Uit de Practijk.
ander, verwacht men een geleidelijk opklimmen van gemakkelijk
naar moeilijk. Zou in verband hiermede bovenbedoelde volgorde
aldus niet logischer geweest zijn?
1. Weren door tegenstellena. stooten onderdoor en overheen.
b. rechtuit.
2. Weren door het beschrijven van bogen: stooten omlaag en omhoog.
3. Weren door het beschrijven van kringen:
a. stooten onderdoor en overheen.
b. rechtuit.
Onder „Algemeene bepalingen" van de Derde Afdeeling worden
op blz 30 en 31 de verschillende misleidingsbewegingen behandeld,
ofm. het drukken, slaan en binden. Otschoon nergens verklaard
wordt wat tegenslag of tegendruk beteekent, mag als vanzelf spre
kend 'worden aangemerkt, dat dit zeggen wildezelfue beweging
verricht door de tegenDartij. Doch, dat onder tegendruk ook kan
worden verstaan de tegen-beweging op binden, ligt niet zoo voor
de hand. Het is te vinden uit het laatste voorbeeld op blz^ 84
Waarom zou men eigenlijk niet kunnen spreken van tegenbinden
Het is in elk geval nauwkeuriger dan tegendrukken.
Op blz. 38 lezen we, wat een schijnaanval is „Onder een schijn-
aanval wordt verstaan een uitval, waarbij men te. elijkertijd afweert
en een druk of een slag toebrengt op het wapen der tegt npaitij Dus
afweren èn een druk of slag. Het gaat waarlijk op een pleonasme
lijken. Is een afwering niet reeds min of meer een druk of een
slag? Alzóó bij het geweerschermen.
Vervolgens: „Een ;voorstoot is.een stoot, die uitgevoerd wordt
tijdens een schijnaanval van den tegenstander." Boven hebben we
zoo juist gezien, dat een schijnaanval uitvoerende, men een afwe
ring verricht. Uit deze afwering ^oigt weer, dat er de r den ander
gestooten wordt, tenminste dit zou men afleiden uit de definitie van
een afwering (blz. 26. „Wanneer men zich tegen een stoot dekt
noemt men het aannemen van de houding met het geweer, die dat
bewerkt, de afwering.")
Toegegeven, dat het letterzifterij is, doch zuiver ontleed, is het
dus de kunst om een stoot tevens voorstoot toe te brengen, terwijl
de een voortkomt uit den ander. f.
Er ligt iets duister in dit gedeelte en men krijgt den indruk, or
de schijnaanval inzonderheid is geschapen, teneinde den voorstoot
toepassing te kunnen doen vinden.
Nemen wij thans de ten dienste staarde voorbeelden eens ter
hand dan valt op, dat het voorschrift zich hier in het geheel niet
meer bekommert om de regels op blz. 22 en 3. „De onderwijzer
laat aanvankelijk door het eene gelid een vak sluiten, zoodanig,
dat dit gelid zich bloot geeft voor den te beoefenen stoot
„Later moet de stoot worden uitgevoerd onmiddellijk na het sluiten.
van het vak door de tegenpartij."
656