Uit de Practijk. [Juni 1916. Men zoeke de collectie voorbeelden eens af naar één, hetwelk aanvangt met een vaksluiting. Daar, waar het zich bloot geven van de tegenpartij voor den te beoefenen stoot van zelf is verkregen middels een slag of druk, zou een vaksluiting overbodig geweest zijn. Deze voorbeelden blijven dus buiten beschouwing. Thans nog een en ander omtrent het sabelschermen, dat toelichting verdient. Op blz. 93 en 97 komt een beschrijving voor van de lange en korte houwen. Zou men evenwel van eiken houw met beslist heid kunnen zeggen, of hij lang of kort is, m.a.w. zou er tusschen beide soorten een scherpe grens getrokken kunnen worden? Verder in het voorschrift wordt niet veel verschil meer gemaakt tusschen lange en korte houwen. Is het onnoodig geacht ook een enkel voorbeeld te geven met de toepassing van een korten houw Er is er niet één te vinden. Aangezien wij het nu toch over de voorbeelden hebben, moet ons de vraag uit de pen, waarom deze zoo dicht bezaaid zijn met steken. Waar kringweringen ingelascht moesten worden, zijn daartoe veelal steken onderdi or of overheen gebezigd. Erkent het voor schrift het bestaan van houwen onderdoor en overheen eigenlijk wel, al zijn ze niet g noemd? Voor een beschouwing dienaangaande bij de steken is in het voorschrift daarentegen wel de noodige plaats ingeruimd. Of zijn steken meer hoofdzaak dan houwen? Dat deze omstandigheid aanleiding kan geven tot verschil in op vatting, moge blijken uit het volgende voorval. Deel uitmakende van een commissie-schermexamen, vroeg ik eens een der adspiranten een houw te demonstreeren onderdoor of overheen toegebracht (geen coupeerhouw), welke in den kring geweerd moest worden. De examinandus keek mij aan, alsof hij het in Keulen hoorde donderen, terwijl de overige commissie-leden vonden, dat ik buiten mijn boekje ging. Mijn collega was zelfs van oordeel, dat dergelijke houwen niet bestonden. Voorts valt nog melding te maken van een tegenstrijdigheid op blz. 97. „Alle houwen moeten met lossen pols en met het scherp der kling vaardig worden toegebracht, de arm daarbij gestrekt terwijl eenige alinea's lager, handelende over de korte houwen, staat „tegelijkertijd wordt de arm gebogen in het elleboogsgewicht". Hoe moet het nu? Terloops opgemerkt, hoe anachronistisch te spreken van „lossen pols" en van „het wapen met de noodige speling in de hand", terwijl de kiekjes achter in het boekje ons de schermers weergeven, bewapend met een sportsabel. Tot slot rest nog iets, wat wel aangemerkt mag worden als de grootste merkwaardigheid uit het voorschrift. Wij hebben de fig. behoorende bij het floret- en sabelschermen op het oog. 657

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1915 | | pagina 73