Juni 1916.J
Van Alles Wat.
Normaal zullen zij het voor en tegen er van wel rijpelijk over
wogen hebben, althans hebben kunnen overwegen.
Mijn eerste klasseleider was getrouwd en toen hem een vraag
gesteld werd over het al of niet getrouwd naar Indië gaan,
hij zijn persoonlijke meening aan ons kenbaar gemaakt, maar noch
aan- nöch afgeraden.
Over indische toestanden hebben beide klasseleiders met ons
meerdere malen gesproken en ons alle gewenschte inlichtingen ge
geven, maar er werd hen ook naar gevraagd. Moeilijk toch kan
men van den klasseleider vergen, dat hij uit zich zelf er over be
gint. Welk onderwerp moet hij kiezen? Er valt zooveel te behan-
delen.
Bovendien weet ik mij nog zeer goed te herinneren, dat de overige
indische officieren heel vaak, ais zich een gelegenheid daa^e voor
deed met ons, zelfs gedurende de lessen, spraken over indische
aangelegenheden, zoowel op den dienst, als op het particuliere
leven betrekking hebbende.
En bovendien hoe gaat het gewoonlijk? De heeren cadetten storen
zich niet veel aan raadgevingen. Als voorbeeld kan ik mij zelt aan
halen. Over een kwestie, mijn verdere militaire loopbaan betredende,
vroeg ik aan mijn beide klasseleiders hun opinie. Zij zeiden mij die,
doch ik stoorde er mij niet aan en volgde mijne eigen meening, die
lijnrecht tegenover die van beide heeren stond Nu spijt het mij.
Tot zooverre om een ander licht te laten vallen op handelwijze
als klasseleider van de indische leeraren aan de KM.A.
Het ligt niet in mijne bedoeling om de voordeeten van het wél
getrouwd uitkomen te gaan behandelen; slechts wil ik nader ingaan
op enkele beschouwingen van Asymptoot.
Hij spreekt er over, dat de onbezorgde, blijde jeugd van het ot-
ficierskorps verloren is gegaan en haalt als voorbeeld aan vier jonge
collega's die getrouwd waren of er plan toe hadden en niet op
de soos kwamen. Ik weet nog sterker voorbeelden, n 1. van jonge
officieren, die niet getrouwd zijn, niet verloofd en die toch niet
op de soos komen en evenmin lid zijn van tennisclubs enz. ue
oorzaak ligt hier dus minder in het al- of niet getrouwd zijn, dan
wel in de natuur van het individu.
Waarom zou een getrouwd officier met een enkele maal op de
soos komen? Daar is heelemaal geen reden voor, zelfs met als
hij ongefortuneerd is, want zoo duur is zulks niet. Ik weet dan
ook voorbeelden van jong getrouwde luitenants, die geregeld ter
sociëteit gaan en ik zou zeifs verder willen gaan door te beweren,
het is voor elk jong officier, getrouw .1 of ongetrouwd, noodig, aat
hij af en toe op de sociëteit komt Mij dunkt, dat een verstandig
denkend jong vrouwtje, dat ook zeer zeker zal inzien en haar man
664