Juni 1916.]
Van Alles Wat.
hier dient het belang van den dienst op den voorgrond gesteld te
worden, en men moet van hoogerhand eenvoudig de jonge officie
ren aanwijzen. Dienst gaat vóór het meisje.
Wel laat Asymptoot zijn licht alleen over de Infanteristen schij
nen- voor de andere wapens en dienstvakken bestaat dit laatste
bezwaar niet. De geneeskundige dienst laat ik buiten beschouwing.
Asymptoot stelt als eisch f 1500.— om eene behoorlijke inrichting
te kunnen krijgen. Dat is te veel: ik praat hier uit eigen ondervin
ding waar ik me kort geleden, dus in een abnormaal dure tijd heb
moeten inrichten. Laten we zeggen, dat f ÏOOO. - voldoende is.
Met zijn beperkende bepalingen ben ik het geh«el oneens Géén
voorrechten op dat gebied van gefortuneerden boven ongefortu-
neerden en bovendien als men al dergelijke beperkende bepalin
gen gaat maken betreffende het huwelijk, waar moet dat heen
Niet de huwelijken mogen uitgesloten zijn door kleine tracte-
menten, maar de tractementen moeten zoodanig zijn, dat men in
St Op de1 propaganda van de officier-vereeniging wil ik niet verder
in Aan "tiet slot van mijn betoog gekomen wil ik als mijn persoonlijke
meening uitspreken, dat een huwelijk van een jeugdig luitenant
mogelijk en tolerabel is, indien men zonder schuld zich in Indie n
een ingerichte woning steken kan (maar géén bepalingen), terwijl ik
nogmaals mijn stem wil doen hooren tegen de door Asymptoot
verkondigde theoriëen, als zou de gebrekkige leiding dienaan
gaande op de K M. A. genoten, van het sluiten van onbezonnen
huwelijken meer schuld hebben, dan de betweterij eenerzijds - de
zorgeloosheid anderzijds der huwelijkscandidaten en hunne over
het indische leven onvoldoende ingelichte ouders of voogden.
H.
Sa (ïlajeste I' flmour.
Een inoord aan Asymptoot.
Laat ik beginnen, Asymptoot mij aan Uvoor te stellen, als óók
een der ouderen, welke Ge in den aanhef Uwer causerie bedoelt, en
die door Uwe pen sprekende, vergeef mij de onschoone b^eld-
snraakzulke naar verzuchtingen slaakt over de ongezellige jonge
vogels, welke in den tegenwoordigen tijd op de Indische militaire
dU|keben eetfvaXe gelukkigen, die, zooals gij dat zoo dichterlijk
uitdrukt hun jonge dlgen in de glans en glorie van onbezorgde
levensvreugde lieten verglijden.
Ook ik zou, wanneer gij mij over die dagen vraagdet, droevig
het hoofdschudden, echter om eene gansch andere reden.
666