Van Alles Wat.
fjuni 1916.
De minder bevoorrechten kunnen er alleen bij verliezen, 't Is een
algemeen gezien verschijnsel, dat de ouderen den jongeren hun
ultra-modernisme en omgekeerd deze den eersten hun star-con-
servatisme verwijten. Het herhaalt zich in A's betoog weer op spreken
de wijze.
Heel dikwijls hebben wij getrouwden op dans- of feestavonden
in de sociëteit zijnde, elkander onze verwondering te kennen gege
ven over het feit, dat zoo zelden de jongelui er toe over te halen
waren om de stemming en feestroes er in te brengen.
Dansen, ho maar, koeliwerk, geen baantje, hoor! Nee, A, dansen,
dat doen wij „ongelukkigën" alleen nog (wat zeg jij, Bé!)
Ik weet wel, dat er bij ons zuinig, zeer zuinig geleefd moet worden,
maar daarom behoeven wij onze gezellige en vroolijke avonden niet
te ontberen.
Alleen wij brengen die niet in de sociëteit door en ze zijn dien
tengevolge minder kostbaar.
Laten we dadelijk erkennen ervan overtuigd te zijn, dat de luid
ruchtige nachten onzer waarde ongetrouwden veel geld, zeer
veel geld kosten, vooral met zoo'n appetijtelijk menu, als A ons
voorhoudt met z'n schitterend nagerecht-apotheose van „het lichtzin
nig meisje op de vlakte."
En is 't wellicht daarom, dat ik enkele ongetrouwden ken, die
wegens schulden geen lid waren van de sociëteit en zich buiten
dienst nergens vertoonden?
Dan nog ons in-treurig interieur.
In gemoede, A, we winnen 't nog wel in 99 van de ongetrouwden.
Begrijp me goed, ook alweer niet, omdat wij de richard's zijn.
Neen 't zit 'm in dat „home" en die „bittertafel".
De regeering heeft niet zoo slecht gezien het getrouwd zijn van
z'n jeugdige officieren als een waardevol middel te moeten bezigen
tot het verkrijgen en behouden van physiek deugdelijk materiaal,
zij 't ook, dat zij dit middel - alweer gebaseerd op egoisme uitgebuit
heeft zonder rekening te willen houden met naar billijkheid te
stellen bestaansvoorwaarden,
Zeer zeker zal als minste eisch moeten gesteld worden, dat een
ieder, die getrouwd wil uitkomen, bewijzen zal hebben over te
leggen geen schulden te hebhen en in het bezit te zijn van een
som gelds voldoende groot om daaruit een nette inrichting te
kunnen bekostigen. Bij onze zeer onvoldoende traktementsrege
ling is dit een gebiedende eisch
Wie echter op deze gronden de conclusie zou willen trekken,
dat 't ongetrouwd zijn dus beter zou zijn dan't wèl getrouwd zijn,
zou tevens een statistiek moeten leveren, waarin aangetoond kan
worden, dat de dienstprestaties der eersten zooveel belangrijker zou
den zijn dan die der laatsten.
671