Nagekomen Stukken.
[Juni 1916.
Us er een teerling gemorpen 0
(Antwoord aan den Heer J. Beumer.)
In de Meiaflevering van het I. M. T. verscheen van de hand van
den Heer J. Beumer een artikel naar aanleiding van een naar zijne
meening namens het Hoofdbestuur der N. I. O. V. aan de dagbladen
verstrekt communiqué over de algemeene vergadering dier vereeniging.
De titel luidt „Alea jacta est" en heeft speciaal betrekking op
dat gedeelte van het artikel, hetwelk werd geschreven naar aan
leiding van de woorden, die één der afgevaardigden van de afdee-
ling Weltevreden-volgens het communiqué2) - zou hebben laten
volgen op zijn voorstel om te komen tot eene fusie met het I. M.T.
n.l.„en als dit niet ging, dan eenvoudig den strijd maar aan te
binden". Uit de omstandigheid, dat tegen dit laatste voorstel geen
protest werd aangeteekend en uit het besluit van de vergadering
om aan de Redactie van het tijdschrift mede te deelen, dat de des
tijds gedane toezegging niet meer van kracht bleef, concludeert
nu de Heer Beumer, dat de vereeniging het met de door dien afge
vaardigde geuite woorden eens was. Dus wil de vereeniging den
strijd aanbinden, vermeent onze geachte tegenstander. Dit nu acht
ondergeteekende eene zeer ondoordachte gevolgtrekking. De alge
meene vergadering heeft zich niet over dit voorstel uitgesproken,
omdat het niet aan de orde was en omdat in beperkten tijd veel
moest worden afgehandeld, zoodat het aanbeveling verdiende zich
te onthouden van discussies over hetgeen buiten het programma
viel. Dank zij de goede voorbereiding door het Hoofdbestuur en
in de Afdeelingen en dank zij de goede leiding, heeft de vergade
ring dit zeer goed in het oog gehouden.
Noch fusie, noch strijd waren aan de orde; in stemming kwam
slechts de al of niet handhaving van de destijds door het Hoofd
bestuur getroffen regeling om voorloopig inzenders van artikelen
van zuiver technischen en wetenschappelijken aard te
verwijzen naar het I. M. T., van welke regeling mededeeling was
gedaan aan de Redactie van dat tijdschrift en waarover nu de alge
meene vergadering zou beslissen.
Uit de omstandigheid, dat desalniettemin het Hoofdbestuur be
sloot om alsnog eene fusie in overweging te nemen, volgt, dat dit
in ieder geval geen opzettelijke concurrentie met het tijdschrift wil.
Dat aan de Redactie van het I. M. T. mededeeling zou worden
gedaan van de beslissing der vergadering, is m. i. zoo van zelf
1) Ook in het orgaan N.I.O.V. geplaatst.
2) De lezers van de Juni aflevering van het orgaan zullen zien, dat in het,
officieele verslag de geincrimineerde woorden niet voorkomen. Hoewel
ondergeteekende zich niet herinnert ze ter vergadering te hebben gehoord
wil hij aannemen, dat ze zijn gezegd.
685
I. M. T, 1916. 44.