Het Voorloopig Onderzoek. [Juli 1915. Dat dit onderzoek door den Korpscommandant of den Plaatselijken Commandant aan een commissie wordt geëndosseerd, moet noodza kelijk geacht worden: le. omdat een schriftelijk onderzoek te veel tijd van den Korps commandant (of Plaatselijken Commandant) in beslag zou nemen, en 2e. door beëediging der commissieleden zekerheid wordt verkre gen, dat onbeëedigde verklaringen, die tot aanvulling van bewijs kunnen dienen, werkelijk zijn afgelegd als in het proces verbaal opgesteld. Artikel 379 van het Reglement op de Strafvordering kent aan soortgelijke niet onder eede afgelegde verklaringen zeer terecht de noodige kracht toe, want de rechter kan hierdoor de in artikel 374 van dat Reglement geëischte overtuiging krijgen, dat de beklaagde het hem ten laste gelegde heeft gepleegd. Deze overtuiging is noodig naast de in artikel 371 van bedoeld Reglement genoemde wettige bewijsmiddelen om tot veroordeeling te kunnen overgaan. Geen voorloopig onderzoek is echter noodig, wanneer het 2de deel van artikel 19 R.L. van toepassing is en een militair persoon door de militaire of burgerlijke justitie op heeterdaad op het plegen van eenige misdaad is gearresteerd. Terloops worde hier aangestipt, dat het jammer is, dat dit artikel zoo weinig in toepassing wordt gebracht. Wat een noodeloos werk wordt daardoor verricht, terwijl bij het onmiddellijk verwijzen naar den krijgsraad in geval van arresteering op heeterdaad le. de bestraffing veel vlugger volgt op het plegen van het misdrijf, 2e. de officieren en ook de beklaagde (veroordeelde) gedurende veel minder tijd aan den dienst onttrokken zouden zijn. Het is daarom onbegrijpelijk, dat zoo weinig tot dadelijke ver wijzing naar den krijgsraad wordt overgegaan, omdat het bijna steeds kan geschieden bij moord en insubordinatie, want „ontdekking op heeterdaad" heeft plaats, volgens artikel 24 van het Reglement „op de Strafvordering, wanneer het misdrijf of de overtreding, terwijl „men die pleegt, of terstond nadat die gepleegd zijn, ontdekt worden, „of wanneer iemand terstond daarna als dader door het openbaar „gerecht wordt vervolgd, of bij hem goederen, wapenen, werktuigen „of papieren worden gevonden, welke aanduiden, dat hij dader of medeplichtige is." 667

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1915 | | pagina 15