Het Voorloopig Onderzoek.
[Juli 1915.
Ad b. Is er een strafbaar feit gepleegd, dan staat nog lang niet
altijd vast, welk dit strafbaar feit is.
Voorbeeld:
1. Er is ergens bij een compagnie een dagverblijf, waarvan
de winsten worden aangewend ten behoeve van de militai
ren dier compagnie. Een militair wordt tegen een vergoeding
van bijv. 10.— per maand belast met den verkoop der
artikelen, terwijl het geheel beheerd en gecontroleerd wordt
door een daartoe door den compagnies-commandant aange
wezen luitenant.
Stel, dat bij opname van den inventaris blijkt, dat de met
den verkoop belasten militair voor 50.—aan artikelen te kort
heeft en dit geld ten eigen bate heeft aangewend. Is dit een
opzettelijke verduistering als bedoeld in artikel 330 W.
Ten nadeele van welke(n) eigenaar(s) is dan deze verduis
tering gepleegd?
Valt dit feit onder artikel 330 W. E. of onder artikel 200
C. IV.'?
2. Binnen een militair kampement, waarvan de commandant
belast is met het civiel bestuur, wordt door een wacht
commandant een geit opgevat en deze door hem aan den
eigenaar teruggegeven, nadat deze daarvoor aan dien wacht
commandant geld heeft moeten afdragen, onder het voor
wendsel, dat dit usance of verplichtend is.
Valt dit feit onder artikel 115 of 326 Vf
Artikel 115 behandelt knevelarij van openbare ambtenaren
en de aan hen ondergeschikte personen, terwijl artikel 325
strafbaar stelt het zich door iemand geld doen afgeven door
het bezigen van eenig bedrieglijk middel hoegenaamd, met
het oogmerk dien persoon voor het geheel of een gedeelte
zijner bezittingen op te lichten.
3. Zoo zal een militair schuldig zijn aan diefstal bedoeld
bij artikel 194, wanneer hij van een slaapkameraad op de
chambree de aan dezen in bruikleen gegeven wollen deken
steelt en strafbaar zijn volgens artikel 191, wanneer die deken
het persoonlijk eigendom was van dien kameraad.
4. Een militair wordt binnen het kampement in 't bezit
bevonden van opium.
671
I, M. T. 1915. 44.