Juli 1915.]
Het Voorloopiq Onderzoek.
Artikel 137 R.I.E. verbiedt dit en derhalve zou de man
door den disciplinairen rechter gestraft kunnen worden,
tenzij het kampement gelegen is binnen een voor opiumbezit
enz. verboden kring, zooals bijv. Manokwari.
In het voorloopig onderzoek moet derhalve duidelijk uit
komen, of er sprake is van een verboden kring, en zoo ja,
tot welke hoeveelheid binnen dien verboden kring het bezit
is toegelaten en welke hoeveelheid in 't bezit van den man
gevonden is en of derhalve het feit valt onder artikel 13 C. W.,
waarin staat aangegeven, dat deze zaken door den burger
lijken rechter worden berecht.
Ad c. Het is niet altijd eenvoudig om uit te maken, door wien het
strafbaar feit is gepleegd.
Voorbeeld.
Bij 't onderzoek naar de trefkans springt een geweerloop
tengevolge van een prop in den loop, waardoor een der
aanwezigen kwetsuren oploopt.
Artikel 236 W.E. stelt strafbaar ieder, die uit onbedreven
heid, onhandigheid, onvoorzichtigheid, onoplettendheid of
nalatigheid iemand kwetsuren toebrengt.
Wie is hier nu de schuldige?
De officier met het inschieten belast en daarbij tegenwoor-
dig, de schutter, de geweermaker of wel de eigenaar van het
geweer? De schutter brengt in dit geval de kwetsuren toe, doch
is deze onbedreven, onhandig, onvoorzichtig, onoplettend, of
nalatig geweest?
In §103 S. V. wordt aangegeven, dat het geweer vooraf door
den geweermaker moet worden onderzocht.
Dit is blijkbaar nagelaten (wat in 't hier aangehaalde voor
beeld ook werkelijk was nagelaten voor wat betreft het in
wendige van den loop). Is nu de geweermaker de schuldige,
niettegenstaande 128 S. V. bij de veiligheidsmaatregelen op
schietterreinen aan den baancommandant (wie washier baan-
commandant?) de verplichting oplegt om zich vóór het vu
ren te overtuigen, dat in het geweer geen prop aanwezig is?
In casu werd de eigenaar van het geweer door den Offi
cier belast met het inschieten als de schuldige aangewezen,
672