Juli 1915.] Het Schieten met éên zijpost bij de
De gemiddelde afwijking der schoten t. o. v. de waarnemings
lijn =a, die van de schoten b.
Nu blijkt uit de figuur:
b p q
a P - q
a+b 2 p p
Zooals de figuur aangeeft, stelt p den afstand voor, waarop de baan
der schoten 1, 2, 3, en 4. zijdelings van het inschietpunt ligt.
Thans een getallen voorbeeld:
De schoten vallen t. o. v. de waarnemingslijn:
2 R en 4 L. Dus is de gemiddelde afwijking 9- L 1 L.
De schoten vallen t.o.v. de waarnemingslijn 6 L en 8 L.
Dus is de gemiddelde afwijking 2L - 7 L.
1-1 7 b.
Dus is p s 24 L.
Bij berekening der gemiddelde afwijking volgens de eenvoudige
methode der nieuwe regels krijgen we bij hetzelfde getallenvoor-
beeld tot uitkomst 4 (H TL L 4 L, dus dezelfde als bij
de eerste wijze van berekening, hetgeen natuurlijk ook gemakkelijk
algebraisch aan te toonen is.
Ook is nu heel eenvoudig aan te toonen, dat geen van beide
berekeningen een juiste uitkomst oplevert, indien de gemiddelde
en (-I-) schoten niet even ver van het inschietpunt verwijderd
zijn. Daarom is de meest bewerkelijke berekening dan zeker niet
op haar plaats.
Het spreekt vanzelf, dat bij een bovenbedoeld juistheidsvuur zoo
mogelijk van ieder schot gebruik gemaakt moet worden om de zijde-
lingsche richting te regelen. Dit geldt dus ook voor de schoten,
die tot afgebroken groepen behooren. De B. C. kan voor de afwij
kingen van dergelijke schoten weer corrigeeren, zooals is aange
geven in de 3 meergenoemde punten der nieuwe regels.
In de voorbeelden, aangegeven in de figuren 3 en 4, is het b.v.
duidelijk, dat de baan te veel rechts ligt, waarvoor dus gecorri
geerd zou kunnen worden, alvorens de nieuwe groep te beginnen.
686
42
8 -}— 6