Juli 1915.] Kromo BUiTEN. verscheidene namen noemen van waschechte Javanen, die niet alleen geen lafaards zijn, maar zich schitterend hebben onderscheiden. De Javaan dringt zich bij zijn onderofficieren en officieren niet op, hij is rustig, en, in tegenstelling met uwe ervaring, ondervond ik, dat de Javaan in het bivak heel wat minder overdrijft dan anderen en dat men van hem veel minder besprekingen van gevechtjes hoort in den geest van: „Ja, akoe bilang sama sergeant, djalan kiri, maar sergeant tida brani, dari itoe orang bisa lari." Het zijn juist niet de Javanen, die altijd hoofd voor hoofd bewe ren de aanvoerder te zijn geweest en als de Luitenant hun perin- tah had opgevolgd, dan zou je nog eens wat anders gezien hebben. Nu hebben ze het dan maar alleen gedaan en zelf die kerels neergelegd. Zie ter leering de getuigenverklaringen in reclamezaken voor eene Koninklijke onderscheiding. Een Javaan vertelde mij nog nooit iets uit zijne ervaring, tenzij ik hem er naar vroeg! Met de redactie van het I. M. T. ben ik het eens, dat de Europeaan makkelijker opschiet met den Amboinees en dezen ook meer apprecieert dan den Javaan, en ik kan dat al leen daaruit verklaren, dat de Amboineesche volksaard zich be ter aanpast aan den Europeaan en de Amb. zoo graag Europeaansch doet, hetgeen verkeerdelijk wordt geapprecieerd, en waardoor de Europeaan zich gevleid acht. Ik wil met het bovenstaande volstrekt niet zeggen, dat ik den Javaan nu zoo'n bij uitstek geschikt materiaal vind, maar ik wil opkomen tegen de hoogst onbillijke verguizing, die mijn veront waardiging opwekte. F. P. A. van Gheel Gildemeester Kapitein der Marechaussée. 694

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1915 | | pagina 44