juli .1015.] Dë VljFTIEN KARABIJNEN. In ieder geval, het moge foutief zijn den tegenwoordigen inland- schen vijand te veronachtzamen, even foutief kan het genoemd worden hem te hoog te schatten door hem overal gelijk te stellen met den inlandschen vijand, die wij op Atjeh en andere gedeelten van Sumatra jarenlang met alle krachten hebben moeten bestrijden. 0. i. heeft de actie tegen den inlandschen vijand op een groot gedeelte der Buitenbezittingen een andere gedaante aangenomen. Wij hebben hier dan voornamelijk het oog op het Oostelijke en eerst in de laatste jaren intensief bestuurde gedeelte van ons eilanden-rijk, vanwaar Borneo nu buiten beschouwing gelaten tegenwoordig het grootste gedeelte der actie-berichten afkomstig zijn. Op dit gedeelte der buitenbezittingen staan wij tegenover een ge heel onbeschaafde en primitieve bevolking, aan wie ieder godsdienstig fanatisme vreemd is. De eigen bestuursorganisatie is mede zeer primitief en de vorsten of radjas, met eenigen uitgebreider invloed dan het kampong-complex van hun onmiddellijk gezag, beschikken slechts over een betrekkelijk klein aantal volgelingen. De bewa pening met pijl en boog, lansen, vuursteen- of percussie-geweren, vechtparangs e. d. is minderwaardig en al moge in de jaren vóór 1910 o. a. op Flores en Soemba menigmaal op hardnekkigen en daadwerkelijken tegenstand zijn gestuit, zoodat daar stevig moest worden gevochten, het oor-deel van bevoegden, die wij hieromtrent hun meening vroegen, luidde, dat desondanks deze vijand niet vergeleken kon worden met bijv. den Atjeher. En zoo luidde ook het oordeel der collega's, die èn den Atjeher èn den tegenwoordigen 1. V. tegenover zich zagen. Dit nu komt ook tot uitdrukking in de vechtwijze van dezen, laten wij zeggen, oostelijken vijand uit de jaren na 1910. In het algemeen een beschouwing als deze kan nu eenmaal niet met de uitzonderingen te zeer rekening houdenleidde de inboorling van deze streken en eilanden tot voor korten tijd een nomadiseerend bestaan in een schier onbeperkte vrijheid, een nomadenleven, waar toe hem zijn primitief levensonderhoud door roofbouw verplichtte. Onderlinge oorlogjes, die meestal weinig bloedig verliepen, waren een gebruikelijke sport en in de binnen- en berglanden was van eenig feitelijk bestuur geen sprake, 693

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1915 | | pagina 46