De Groote Oorlog. [Juli 1915. c. Beletten van het doordringen van kleine afdeelingen van eventueelen vijand. d. Mededeelingen van betrouwbare personen omtrent gebeurtenissen aan gene zijde der grens, die voor onze strijdmacht van belang kunnen zijn, alsmede de waarneming van luchtschepen en vliegtuigen met vermelding van hunne bewegingsrichting onverwijld telegraphich melden. N. B. Op vliegtuigen en luchtschepen der oorlog voerende mogendheden moet bij overschrijding van onze grens gevuurd worden, doch alleen op comman do van onderofR officieren (er is n. m. ook wel eens geschoten op eigen vliegtuigen). Ter bereiking van a. moeten staande patrouilles of eventueel sterkere afdeelingen worden uitgezet op de grens of op min of meer in de nabijheid daarvan gelegen punten zoonoodig van uit gedekte opstellingen zoodat personen, die pogingen aan wenden tot ongeoorloofden uitvoer, met kans op goeden uitslag kunnen worden betrapt. wachtdetachementen zullen worden aangesteld als onbezoldigd Rijks- veldw.), die zulks mochten vorderen. Echter behoort een vreemdeling niet geweigerd te worden, om dat hij geen paspoort, pas of anderzins kan vertoonen. Beslaat geenerlei aanleiding om te denken, dat hij geen middel van bestaan heeft of door werkzaamheid kan verkrijgen, dan wel, dat zijne tegenwoordigheid in Nederland ongewenscht is of zal worden, dan kan hij worden doorgelaten. Ten aanzien van paarden bestemd voor landbouwwerkzaamhe- den binnen 1 uur van de grens gelegen, alsmede van voertuigen, rijtuigen, (motor) rijwielen en auto's, die in 't internationaal grens verkeer gebezigd worden tot vervoer van personen en goederen kan met vrijgevigheid vergunning gegeven worden. Zoolang geen misbruik blijkt of vermoed wordt, behoeven Nederl. voerlieden, enz. bij hun vertrek naar 't Buitenland en vreemde voerlieden, enz. bij hun terugkeer naar hun land niet bemoeielijkt te worden. Volgens ingekomen berichten schijnt't voorgekomen te zijn, dat uitvoer van paarden heeft plaats gehad door medewerking van h.t.l. wonende landbouwers, die aan de overzijde landerijen bezaten en zich ertoe geleend hebben om door paardenkoopers aangebrachte paarden voor hun landbouwwerktuigen te spannen en voorgaven op hun bezit over de grens te gaan werken. Hiertegen dient natuurlijk gewaakt en opgetreden te worden. 717

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1915 | | pagina 67