9
1
i
ÜE
Enkele kantteekeningen naar aanleiding
w
Dan E's artikel: Organisatie en Beüel-
Doering Dan Treinafdeelingen.
De heer E. heeft met zijn artikel hoogstwaarschijnlijk velen, een
goeden dienst bewezen; treinzaken waren toch steeds voor velen
iets mysterieus, iets waarvoor men in vredestijd nooit iets gewaar
werd en waarvan men zich bij bevelen met een vluggen zwaai van
af maakte, terwijl men een doodsschrik kreeg, als verteld moest
worden, waaruit zoo'n karavaan nu toch eigenlijk wel bestond en
wat er in vervoerd werd.
Intusschen vermeen ik te moeten waarschuwen tegen de, door de
wijze van behandeling door den heer E., hoogstwaarschijnlijk te
verwachten opvatting, dat de toelichting op de Oorlogs-Organi-
satiën, die het artikel eigenlijk vormt, volkomen juist- d.i.d. over
eenkomende met de officieële opvatting- zou zijn.
En nu de kantteekeningenop bladzijde 539 geeft de geachte
schrijver een definitie van de begrippen G. T. en B. T. Die voor
de (laatste kunnen we niet gelukkig gekozen achten, de B. T. toch
wordt geenszins alleen gedurende den strijd tijdelijk van de troepen
gescheiden, zooals trouwens de schrijver onder aan de bladzijde
duidelijk erkent.
Op bladzijde 541 zegt de schrijver zoo zeer terecht, dat de G.T.
den troep overal op het gevechtsveld moet kunnen volgen.
Jammer genoeg, dat hij daarop niet onmiddellijk laat volgen, dat
dit principe helaas in de Oorlogs-Organisatiën niet voldoende
wordt opgevolgd. Wel bij de Artillerie, doch niet bij de Infanterie
en de Mitrailleurs b.v.; onze treinkarren voldoen niet aan den voor
G. T. voertuigen uitdrukkelijk te stellen eisch: overal op het ge-
t vechtsveld te kunnen volgen, zij deugen dus niet.
In Europa bezigt men voor G. T. voertuigen „caissons", wij
zouden voor Indië liever draagpaarden willen benutten.
Ook de schrijver is blijkbaar van dezelfde opinie (bladzijde 543).
De opmerking op bladzijde 542 omtrent het kunnen bezigen van
zwaardere voertuigen bij den A. T. is juist, echter is het bezigen
I. M. T. 1915. 46.
703