Nogmaals: Kromo Buiten. [Aug. 1915. niet, dat uit een dergelijk Oostersch volk goede soldaten zijn te vormen, n'en déplaise de uitzonderingen. Zij mogen misschien in het garnizoen voldoen, het blijft schijn en zoodra zij, niet vechtende onder godsdienstig fanatisme of voor een hun heilige zaak, tegen over de werkelijkheid geplaatst worden, is het resultaat onbevre digend. Ik kan niet beoordeelen of het bibit uit hoogere moedertuinen, of de betere selectie meer voldoening zou geven. Maar ik geloof toch, dat wij in een beroepsleger slechts de lagere Javaansche volksklasse zullen blijven behouden. En dit omdat de Javaan nooit uit ambitie voor den soldatenstand ^teekent", maar meestal uit dringende noodzaak. En ik geloof evenmin, dat de betere voor waarden, billijker toestanden daarin een voldoende verbetering zullen brengen. De Javaan voelt niet voor het soldaat-zijn— de Amboinees wel. Wanneer men dan ook leest, hoe kenners van den Javaan over diens eigenschappen oordeelen, hoe bijv. de groote en warme vriend van Kromo „Opheffer" zijn pleegkind schetst, dan meen ik, dat daaruit volgt de militaire conclusie: „dit volk mist de eigenschap pen om er soldaten van te maken", hoeveel sympathie andere eigenschappen bij velen mogen wekken. Kromo is een land bouwer en een veeboer, en zoolang hij dit blijven kan, zoolang de nood hem niet in andere richting drijft, zoolang wordt hij geen soldaat. En wij zullen, aannemende dat een werkelijke militaire evolutie van dit volk toch minstens honderd jaar behoeft, zoodoende steeds voor ons leger over het mindere bibit blijven beschikken. Dat desniettegenstaande de eischen der billijkheid tegenover Kromo meer op den voorgrond moeten geplaatst worden, ben ik met alle opponenten volkomen eens, al geloof ik niet, dat de uitwerking hiervan aan de verwachtingen zal beantwoorden. En hetgeen de heer v. Ardenne aangaf als middel tot verbetering, en hetgeen o.a. in een hoofdartikel in de Locomotief „Gemengde troepeneenheden" werd betoogd, verdient m.i. ernstige overweging. Vooral uit een oogpunt van noodzakelijke billijkheid. Toen ik versch in Indië aankwam, werd ik bij een Soendaneesche Oud-resident Gonggrijp. 789

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1915 | | pagina 27