Nogmaals: Kromo Buiten. Aug. 1915.] compagnie geplaatst. En daar ben ik 1 jaar en zes maanden een heftig voorstander van Kromo en 2 maanden een droevig twijfelaar geweest. Toen was ik óók een heftig tegenstander van de bevoor rechting der Amboineezen zóó heftig, dat ik na een garnizoens wedstrijd zelfs met een makker wegens die heftigheid op het „stoepje" werd geroepen. Die compagnie had in het garnizoen een goeden naam, kreeg zelfs bij meerdaagschemarschoefening tegenover 8 Amboineesche en 2 Europeesche compagnieën van den generaal een pluim en een maand later, toen 5 bataljons voor den legercomman dant, generaal van Daalen, het gevechts-exerceeren beoefenden een dito van den legercommandant zelf. Toen meende ik ook faut que jeunesse passéondanks m'n bezadigden compagniescommandant, die na zijn rimboe-ervaring ondanks alles mij over „schoonen schijn" sprak, dat een Javaan een kostelijk soldaat was. Maar toen ik diezelfde compagnie op manoeuvre tegenover onver wachte gevechtsmomenten zag, toen ik een heel peloton als katten over een pagger zag vluchten tegenover een troepje aanrennende cavalerie, toen ik haar op meerdaagsche oefening tegen den I. V. meemaakte, toen ben ik gaan twijfelen. En toen ik Kromo en den Amboinees naast elkaar buiten zag ageeren en zag ageeren tegenover een minderwaardigen vijand toen begreep ik de makkers, die verklaarden „met Amboineezen haal je den duivel uit de hel" en die beteekenisvol zwegen, wanneer je vroeg: „En met Kromo?" Gaarne geef ik toe, dat de taal een brug kan vormen tot het gemoed van den Javaan. Maar wij spreken toch ook de Amboineesche, de Menadoneesche, de Timoreesche landsdialecten niet? En de gebrekkige, dikwijls taalkundig merkwaardige maleische „speeches" zijn toch wèl voldoende om van den Amboinees gedaan te krijgen, wat men wil wekken toch wèl zijn geestdrift en ambitie op. Boven dien, Maleisch is de voertaal voor ons leger en waarom zou de Javaan, die deze taal even vlug en makkelijk leert als de toch werkelijk niet buitengewoon bevattelijke Timorees, in dezen alleen een uitzondering moeten maken? Ik geef gaarne de wenschelijkheid van taalkennis toe, maar men moet die niet al te zeer op den voorgrond plaatsen. 790

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1915 | | pagina 28